eens zag ik iemand zich vastklampen
aan een plastic drinkbekertje;
dat het bekertje ‘echt’ was
Het was een tekst die veel leek op een door mij aan Van Geel toegeschreven, en daarom ook in de Verzamelde gedichten opgenomen bijdrage aan Barbarber:
eens zag ik iemand zich vastklampen
aan een plastic drinkbekertje
dat het bekertje ‘echt’ was
Ik had het overgenomen uit Barbarber nummer 54 (november 1967). Het was een raar tekstje. De vierde regel zag er vreemd uit, met dat dat dat er niet hoorde en het nu juist afgebroken woord on afgebroken, maar je kon ook denken dat dat nu juist de bedoeling was. Het was, op pagina 29, opgenomen temidden van veertien andere teksten van Van Geel, op pagina 28-30. Uit de inhoudsopgave viel niet op te maken dat deze ene tekst er niet bij hoorde. In Dank aan de koekoek (de in 1980 verschenen bundeling van Van Geels Barbarber-bijdragen) was het ook opgenomen, eveneens in deze vorm. Ook Hans Renders had het, in zijn Barbarber-monografie, aan Van Geel toegeschreven. In werkelijkheid was het een onderdeel van de, door het hele nummer heen verspreid afgedrukte reeks ‘Wild gardening’ van J. Bernlef.
Als de Verzamelde gedichten van Van Geel ook op uitscheurbare pagina's waren gedrukt, dan had de onderste tekst op pagina 806 eenvoudig verwijderd kunnen worden. Maar misschien valt er ook wel iets voor te zeggen om deze tekst, in zijn verminkte versie uiteraard, vanaf nu maar als een tekst van Van Geel te beschouwen. Het is wel in de geest van het tijdschrift om over het auteurschap niet al te moeilijk te doen. Barbarber had er wel plezier in de grenzen tussen eigen tekst, gevonden tekst, bewerkte tekst en collage te vervagen. In Barbarber 27 (oktober 1962) verscheen, zonder vermelding van de inzender, deze regel:
Reizen, waarheen? De verten zijn in 't hart.