dame in het gezelschap, want niemand mocht tekort komen.
Aan beloning met geld viel niet te denken, dat was uitermate beledigend. Ook aangeboden wijn wees hij meestal af - hoewel hij graag dronk. Laat op de avond, zo tegen één, twee uur, liet hij soms blijken op welke tegenprestatie hij vlaste: een kus. Als een bezongen vrouw daartoe bereid bleek, was zijn avond afgerond. Een traan biggelde dan over zijn verweerd, pregnant gezicht.
Lázaros was nooit getrouwd, en over zijn leven praatte hij niet veel. Hij was uit Klein Azië gekomen na de ‘katastrofi’, de Griekse militaire nederlaag in Turkije van 1922 die anderhalf miljoen Grieken naar het moederland dreef. Een broer die hij sterk vereerde leefde in Engeland als dokter; zelf was hij metselaar geworden, gespecialiseerd in het herstellen van oude muren. Een jaar of twaalf geleden is hij bij dit werk bijna geheel bedolven geraakt, alleen één hand stak nog boven de steenmassa uit. Meer dood dan levend werd hij bevrijd, en sindsdien zei men dat hij zijn naam eer had aangedaan. Maar wel was hij op die ene dag tien jaar ouder geworden, net als na die beroving dit jaar.
Lázaros had een miniatuur-optrekje op het terrein van het klooster van het Heilig Graf vlak boven de taveerne. Hij hoefde er niet voor te betalen, maar dit maakte hem niet clericaal, integendeel. Oorspronkelijk was hij communist geweest, maar na 1989, toen zij met de rechtse partij hadden samengewerkt, zwaaide hij over naar de pasok van Andreas Papandreou. Wie daar bezwaren tegenin bracht kon rekenen op Lázaros' onverbloemde woede, beleden met een stem die steeds hoger werd naarmate hij meer had gedronken. Meer dan eens heeft hij met me gebroken, maar de volgende keer was hij alles weer vergeten.
Verdraagzaamheid behoorde niet tot Lázaros' goede eigenschappen, en hij was ook allergisch voor de ambulante musici die zich soms bij Psarrá lieten horen en die de aandacht teveel van Lázaros' optreden afleidden. Daarentegen was hij roerend zorgzaam en liefdevol voor de zwerfpoezen rondom, en hij aanbad honden. Van de taveerne kreeg hij laat in de avond alle etensresten om hun te voeren.
De meeste van zijn gedichten waar hij meestal ‘Poëm Soevenir’ boven zette, zijn, als gezegd, lofzangen op vrouwen. ‘Mevrouw! de vlag hangt aan de mast. / En jouw schoonheid! is op haar hoogtepunt. / Souverein! ben je geworden, / je draagt de Titanen.’ Aan mythologische motieven ontbrak het nooit, en Lázaros, die op één avond vaak tientallen verzen produceerde, dreigde hiermee wel eens in routine te vervallen. Zoals, op dezelfde