maar naar erkenning van het ongelijksoortige, onvolmaakte en actuele. De werken op papier (de schilderijen kwamen later) hadden een provisorisch en fragmentarisch uiterlijk, als had iemand geprobeerd aan de hand van opgeraapte scherven te reconstrueren wat er gebeurd kon zijn.
Je zag kranteknipsels, allerhande foto's, gevonden of door Dumas zelf geschreven teksten gecombineerd met delicate of grof aangezette tekeningen. Hun bij elkaar staan verbond kwesties van politieke en sociale aard, zoals de verscheurdheid van haar geboorteland Zuid-Afrika, de beeldvorming in de media van vrouwen en van wat wij nu zo ongelukkig ‘de anderen’ noemen, met persoonlijke gedachten over de verlangens van het lichaam, de angsten van de huid, de pijn van het hoofd. Telkens leken die ongelijksoortige fragmenten bijeen te zijn gebracht door een zoekende en aftastende hand die iedere definiëring en algemeenheid, alles wat de pretentie heeft tot een absolute vormgeving en een definitief antwoord te komen, met het grootste wantrouwen bejegende. En tegelijk zag je in de verbanden die behoedzaam werden uitgeprobeerd, ook een geloof: het geloof in de ondermijnende kracht van het vragen stellen, koppig en onophoudelijk, als was er toch, ooit, een bevredigend antwoord mogelijk. Precies daardoor ontsnapte Dumas aan de wolfsklem waar anderen, eveneens met het fragmentarische werkende kunstenaars, zoals David Salle en Julian Schnabel, in terecht kwamen: cynisme en valse pathetiek.
Doorvragen. Aanvankelijk ondervroegen tekst en beeld elkaar, waarbij de tekst vaak als spreekstalmeester opereerde. In de geschilderde portretten die volgden, was de tekst gereduceerd tot titel en lag alle accent op het beeld, dat wil zeggen op de blik van de schilder. Die leek niet alleen de geportretteerden te ondervragen, maar zelfs in hen door te willen dringen.
Wat mij daarbij frappeerde was hoe Dumas hier het fragmentarische inzette. De gezichten, de huid, het vlees lijken centimeter voor centimeter door haar röntgenachtige blik te zijn ondervraagd, ontleed en gereconstrueerd op de mate van stevigheid, gevoeligheid, ondoordringbaarheid. Al naar gelang van wat is gevonden zijn markeringen aangebracht met een lichte of donkere, heldere of troebele kleur. Zo ontstonden gezichten als landkaarten, met bergen, dalen, rivieren, dicht en dun bevolkte gebieden. Je ziet echter ook terra incognita in de vorm van witte nevels, ongenaakbaar lichte vlaktes, melkachtig opalen meren. Mogelijk zijn het plaatsen waar de ondervrager onbekende, ongewenste of onzekere gevoelens heeft aangetroffen, bij de ander, maar waarschijnlijk eerst en vooral bij zichzelf.