Tirade. Jaargang 37 (nrs. 344-349)(1993)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 112] [p. 112] Eva Gerlach Is wat je ziet ‘La photo sans appareil’ - Willy Ronis Is het jasje dat ik opschrijf niet het jasje van twintig jaar geleden, pekingblauw waaruit je centen strooide dat men ze raapte een onuitwasbaar blauw is de reiger gestrekt in de lucht niet de reiger van zoëven bij de sloot, gebogen als een veiligheidsspeld naar de sluiting - is het herinnerde (het slikken van een vis, kieuwspleten open en dicht) zijn eigen baas (voorbij boven water)? Hoe lang kun je doorgaan te zeggen hoe het was en dat het er was zonder te zeggen dat het vertelde zich opneemt en wegvliegt over de sloot en de vorm van de wereld neemt toe (en de schreeuw die ik geef als de trein voorbijrijdt de schreeuw hoorbaar wanneer de trein voorbij is gereden, een zachte schreeuw maar een schreeuw). [pagina 113] [p. 113] Verdwaald Een hond liep in de tuin, met twee van hem was die vol geweest. Hij zocht, zijn neus dicht bij de grond, een weg die daar niet liep, groef soms snel in de aarde, vooral bij de heg, waar hij niet in terug wou. Hee zei ik ga je hier weg. Hij keek niet eens op van wat hij juist aan het doen was, heen en weer draven tussen schuur en terras, schoppend met zijn voeten of hij overal kleine dieren af moest jagen. Ik deed het hek los en later liep hij daar ook doorheen, het straatje uit, schuddend met zijn hoofd in kleine korte onophoudelijke rukjes alsof zo de plaats van alles terug zou komen in de bedoelde omgekeerde volgorde, horizon open, hij gewoon van geur naar geur naar huis zou lopen. [pagina 114] [p. 114] In januari We hadden gesnoeid, er lag vers zaagsel naast oranje vlakken berk, grote uitgelopen takken, iemand hield ze met moeite boven haar hoofd, kom kom mussen, spreeuwen, maar ze vlogen er niet in. Overal scherven hout met de bast er nog aan, rafels plan, wat je gooit draait rond in de lucht, komt neer, slaat over de kop. Het nietbestaande zei je in het bestaande als hout in de schil, de schaamte om dood, het onoverzichtelijke ervan. [pagina 115] [p. 115] Smoesjes Een man die fietste zo hard dat wij hem bijna niet zagen kwam langs en riep met schorre stem Pas op maar voor wij iets konden doen was hij al weer voorbij en voor wij hem na konden kijken was hij al zowat weg. Het moet een beroeps zijn geweest als je zag hoe hij onder het viaduct verdween, bijna doorzichtig, een wolkje stof, niet dat dat opwoei van het asfalt maar hijzelf dunner en dunner van steeds zichzelf in te halen. [pagina 116] [p. 116] Buitenlanders Pas W.S. Graham ontdekt, misschien wel de verwantste dichter die ik ooit las. Grote oude liefdes zijn Quevedo, Donne, Emily Dickinson (en dan Pessoa, Hardy, Stevie Smith, Brodsky, Wallace Stevens, Amichai, Mari- anne Moore, Montale, Larkin, Kavafis...). Eva Gerlach Vorige Volgende