Tirade. Jaargang 36 (nrs. 338-343)(1992)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 516] [p. 516] Herman Coenen Rijkelijk, gul Zo ijl je lijf, je borsten hebben je kinderen gediend, je mond heeft veel verbeten dat niet kon worden uitgesproken, niets overbodigs bindt je nog aan zwaartekracht - zo kun je nu zeggen om drie uur in de nacht, ik ga een eindje wandelen, zonder een antwoord af te wachten, er is immers geen vraag, je bereidt een pad door het donker, toont de sporen van het licht dat daar rijkelijk voorhanden is, schenkt bokalen vol oranjekleurige maan, geuren van wijn die onopvallend rijpt in de warme fusten van ceders en holle cypressen rechtop rijzend tussen de gestapelde rotsen langs de weg. Je bereidt, vertellend van de eenzaamheid in het woud van je jeugd, hier een binnenste buiten gekeerd gastmaal aan de zwervende ziel wie het weinige dat hij gretig opslurpt al gauw te veel is. Je biedt hem lege handen, een gulle terughoudendheid. Zo zit je tenslotte samen op een kale betonplaat, vertelt elkaar van de nachtegalen die hier rond dit uur hadden moeten zijn, deelt het vergankelijke dat in hellingen [pagina 517] [p. 517] als deze versneld omlaagstroomt en lacht verrast om het kunstlicht uit het huis op de heuvel dat in zijn benepen nuchterheid dromen en spoken gelijkelijk verdrijft. En als hij dan voor enkele uren slaap het duister van zijn tent opzoekt schenk je hem gewichtloos de veilige omarming van de buitenlamp. Vorige Volgende