helemaal naast. Ze heeft een klein rond gezichtje, bijna geen lichaam. Maar haar voeten zijn forten van been.
In een opwelling zet ze de denim pet schuin op het blonde haar van haar zoontje. Ze heeft het ding in een opwelling gekocht; het jochie in een opwelling gekregen.
De jongen is gaan zwerven. Zijn gezondheid volgt hem ongevraagd op zijn tocht langs de afvalbakken. De jongen schudt de hele dag nee: hij hoeft zijn vriend niet te verzorgen. Maar op zijn gelaat is een weifelende uitdrukking gekomen.
De waarzegster meent dat als zij ‘Licht!’ zegt, licht schijnt. Als ze ‘Mysterie!’ zegt, zweeft dat in de kamer, en bij ‘Ik geniet!’ genoegen. Ze tooit zich met raadselketens, maar is allerminst vaag. Er is maar één kleur de mooiste, één dochter de waardevolste, en van de twee geslachten is er maar één correct.
Kleine Hiawatha springt op! Hij maakt een aantal vliegensvlugge stoten en trappen in de lucht. Dan gaat hij zitten en verzinkt in voorouderlijke waardigheid. Kortaangebonden erkent hij de zin van bescheidenheid. Voor de afbeelding heeft hij zich uitgedost met al het krijgstuig in de rekwisietenkamer: een tomahawk, een samoeraizwaard, een conquistadorhelm.
Van dichtbij is haar geliefde te groot, maar op twaalfhonderd kilometer afstand is haar hartstocht onmetelijk. Ze wordt afgebeeld op nachtelijke autobanen, in het donker een zonnebril dragend.
Onder een gasachtige, eivormige en smakeloze mantel is hij enkel vraatzucht. Als de wereld niet vol makkelijke prooien was zou hij zonder aarzelen, als het ware in één beweging door, zichzelf verscheuren. Op de afbeeldingen toont hij met een beleefde glimlach de voor hem geplaatste klemmen en strikken. Zijn hol is er vol mee.
Trouw aan elk eenmaal gegeven woord hangt hij, vastgesnoerd in een onmogelijke positie, het einde der tijden af te wachten. De pijn is hij al vergeten. Maar soms komt zich een vogel aan hem voeden. Iedere vleugelslag een lawine, elke beet een bloeding.