Het boek was vol van die of beduimelde, of alleen maar slechte opnamen die juist daardoor mysterieus waren en mij deden verlangen naar het donker buiten de cirkel wit licht die de man had verspreid, want daar waren schaduwrijke heuvels met hier en daar nog iets op poten.
Toen ik dus ongeveer tien jaar oud werd of zelfs veertien, kreeg ik van mijn ouders ten gevolge van een verjaardag en van eindeloos gezeur een ongeveer tien meter lange draadontspanner (dat woord herinner ik mij plotseling en zal dus wel fout zijn). Hij arriveerde in een platte doos en was van buiten gewoven als een veter en zwart, maar van binnen eeeeen lange veer. Ik had toen al boeken van Bengt Berg, geloof ik, waarin hij beschrijft hoe hij een tunnel groef om het nest van een paar kraanvogels te benaderen. Dus. Ik had toen al een Kodakje, zo een met een blaasbalg (noemden wij dat) die zacht kraakte als een uitgedroogde harmonica wanneer je het platte kastje liet openspringen. Je moest het ding dan nog iets verder opendwingen zodat het met zijn verchroomde twee hoeksteuntjes snip zei. Door het rode venstertje op de achterkant kon je zien of er een nummer dat op het papier gedrukt was dat om de film heen was gewikkeld, voor stond, anders moest je eerst aan een verchroomd sleutelvatje draaien, dan kwam er eerst een hele tijd niets, dan geloof ik drie stellen zwarte pijltjes en dan het volgende nummer, of, als je dat per ongeluk voorbij had gedraaid, het daarop volgende nummer.
Goed dan, waarschijnlijk al meteen op die verjaardag schroefde ik het lange ding aan de camera vast, zette die met zijn twee cm lange uitklappoot op de keien van het plaatsje achter de keuken waar immers de mussen toch al broodkorstjes verwachtten, rolde de kabel uit naar het trapje van de serre waar geen mus me zou kunnen zien, liep terug om wat stukjes overheerlijk brood voor de camera neer te leggen, en verborg mijn gelukkig nogal mager lijf door op dat trapje te gaan zitten.
Ik moest een tijdje wachten, maar waarachtig daar kwamen wat stomme diertjes aangevlogen. Ze gingen zitten, keken met gedraaide kopjes naar het toestel, vlogen een eindje weg, in de rhododendron of op de schutting geloof ik, kwamen terug en begonnen achterdochtig te schrokken. Ik drukte alvast wat op de ontspanner en zag dat de kabel zich een beetje in bochten begon te wringen. Ik drukte harder, en terwijl de musjes opvlogen en het Kodakje door de torsie in de kabel ondersteboven werd geworsteld,