Tirade. Jaargang 36 (nrs. 338-343)(1992)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 313] [p. 313] H.H. ter Balkt Laaglandse hymnen Stèle van Miró voor Klaus van de Locht Schapen niet meer: enkel de hongerige wolf. Hak- selmachines op de horizon herkauwen onzichtbaar wat hun invalt. Op het kerkplein zindert zon en hier binnen zinderen Klaus' aquarellen; ook zijn vissen, rauw afgedrukt op de steen. Zelfs de Rijn is - wellicht - een vorm van pijn. Zoals de voeten, gespierd naderend; zoals de stemmen, al zó lang vergeten wat hen dreef. Kwart-monden, halve kelen. Sneller dan avondwolven is de vijand die op ons jaagt: Habakuk schreef dat, op een dode-zeerol, in een dor gebied gevonden. Op de Stèle van Miró brandt een oranje zon boven wat wel een landschap moet zijn - zonder rivier. Er is een witte ster. Er wortelt hier, in ons, de sterke wil om te bestaan. ‘Schapen niet meer: enkel de hongerige wolf’. Anoniem Grieks epigram (vert. Ida Gerhardt) [pagina 314] [p. 314] Laaglandse hymnen Eet niet mee met je halsafsnijders Een ster in de ruit van 't huis beduidt lichtloze nacht. In de beduimelde tuin - als bij Pinokkio's geschilderde vuur - kookt een flauw zonnetje gezandstraalde kruiden; traptreden vermolmd als de voet- zool op treden in 't veraste, al eeuwen geleden verkoold Pompeï; geen vogel die fluit in de heesters, bij zwart af neer- hangend boven de kookpot waar een lam zachtjes blakert. Eet niet mee, ga niet door die deur naast de hemeltergende ster. Blijf op de terrassen, in de bossen, bij je oude aura. De vampiers die harten uit- snijden, laat ze bij hun grijs vuur alleen. [pagina 315] [p. 315] Laaglandse hymnen Het korenveld Zenegroen; vogelmelk; als gespreksstof tussen berken, ontgaat ons veel. Geler dan het korenveld geen gebouw op aarde - en dit theater van 't brood heft veel geel gelach omhoog, doorkriebeld, diep bij zijn voetlicht, van muizepootjes en korenbloem- en vogelvoet. Blauwer trilt hitte boven 't korenveld dan boven vijf steden met hun trottoirs. En eenmaal op het korenveld binder geweest of maaier, alle stalen aren leggen zich voor jou neer, de een of andere dag. O vrees niet de zeis als je gewandeld hebt, in en bij het korenveld, de nietigste kathedraal. [pagina 316] [p. 316] Laaglandse hymnen Moed en kracht Zoals de poot van Willie uit de kist krult, innig alsof zij iets vasthoudt, zo rolt dit voorjaar met een vrolijk rock 'n roll, rond de bereklauw de aarde uit; ‘moed en kracht’ lijken zijn bladeren en stengels te zeggen; niets is nog verloren zolang bere- en katte- klauwen nog in iets geloven, en de seringen- bloesem als een stevig baken tegen de hemel staat. Laat, hoofden, dan jullie blues varen, de grindafgravingen op! Onder de lamp ligt versteend koraal uit een dichtgewaaide zee; dat is toch geen reden om te versagen! ‘Moed en kracht’, roepen ook de kauwen en duiven, en helder klinken de voetstappen op straat. [pagina 317] [p. 317] Laaglandse hymnen Spreuken om een ets van de rivier de Itchen en vier andere te onttoveren aan Geert Lubberhuizen Berg je nu voor de kunst, werkelijkheid. Deze Itchen die geenszins de Itchen is, achter de slagboom ont- sprongen aan gasvlammen, ontsnapt aan zijn bronnen. Anti-etsnaald, ontbind de riempjes die de loodzware ransel boven ons landschap houden. Welk, laffe wel- sprekende wikke bij de ruiten waar de tolman huist; weerlicht, bliksem, tref 't hart van de wiggendrijver, de jodium lach van uithangbordenschilders die radio- actieve uithangborden verven. Red haar die wreed lot trof door een instrument, het mijne, in de roltongen van verbuigers en verwoesters; van uitzetters van averechtse sporen. Achter slagbomen: Big Ben van de big bang van verwoesting, word fluistering; en zweef zacht, witte bladzij, uit de zwarte boeken vandaan. Vorige Volgende