Tirade. Jaargang 35 (nrs. 332-337)(1991)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] T. van Deel De kastanje Is de kastanje wel genoeg bezongen? Zoals hij valt en splijt en vrijkomt. Dat hij het binnenste is van zichzelf, de glanzende samenvatting van een boom, de vijfvingerige, die in het najaar zijn koninkrijk verstrooit, al is het nog zo dicht bij huis. De kastanje zou ik willen bewaren, in een broekzak of een jas, om hem bij het voortleven waar dan ook geregeld even aan te raken en aan hem te ruiken. Want hij ruikt zo goddelijk licht, en ruist van het begin. [pagina 24] [p. 24] Op reis Ik heb mij dichtgeplakt met beelden en hef mijn handen zonder wanhoop op. Er is een ruit waarachter ik besta en in mijn rug word ik door ouderen gedekt. Het is een reis die ik heb ondernomen, al weet ik nergens waar ik heen kan gaan. De beelden zijn als lijnen in mijn hand die samenspannen in onhelderheid. Wat zal hierna gebeuren, wat speelt zich af vlak naast mij waar ik wel naar kijk maar niet in durf geloven, de dingen buiten beeld, gezien, gehoord, maar pas geleefd wanneer ze binnen zijn. [pagina 25] [p. 25] Etalage Ook een straat of een weiland is een etalage waarin getoond wordt de wereld en wat zij aanbiedt: mensen die haastig en onvervuld passeren; koeien, bedaard en vol room het uitzicht stofferend. Alles vormt een tentoonstelling van gebaren tegen scherpe prijzen te koop, want niets zo verwisselbaar als het unieke. Biedt daarom het meest vanzelfsprekende aan - de okeren schemerlamp van de geest, de gashaard van het hunkerend wachten, de wastafel van een schoongespoeld oog. Vorige Volgende