Tirade. Jaargang 35 (nrs. 332-337)(1991)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] J. Bernlef Kattebelletje Geamuseerd keken wij toe. De rode kater draagt een zilveren belletje om zijn nek. Op het moment dat hij vanuit zijn schuifelend loerend achterlijf de sprong naar voren waagt, rinkelt het en fladdert de mus weg in de heg. Na een groot aantal pogingen blijft hij roerloos zitten. Ook hij moet het belletje horen. Maar weet hij dat hij de geluidsbron bij zich draagt? Iedere keer dat hij zijn natuurlijke impuls wil volgen klinkt er een vrolijk gerinkel en vliegen vogels naar alle kanten op. Wij kijken geamuseerd toe. Maar ook wij. Onder schot. Van binnenuit. Tijdbommen die vrolijk win- kels en café's binnengaan, elkaar bij het afscheid kussen. Tot de volgende keer! De kat zit roerloos in de tuin. Iets kijkt geamuseerd naar vier lege tuinstoe- len in het gras. [pagina 19] [p. 19] Stekels I Een egel, lekgereden in de berm, platgewalst. Damestas door dieven al rijdend uit het raam gegooid. En de zwaluw met zijn lichte buik. Rakelings scheert hij over de dode stekels. Die nacht droomde ik jou: naakt en voor het eerst in een verder vergeten kamer. Iets dat volmaakter was had ik nog nooit eerder in het echt gezien. Ik werd wakker van het geluk dat dat alles er nog is: hoe je met kruislings gestrekte armen in een rode jurk mij een voor een je oksels toont. Hoe dode egelstekels door felle wiekslag even opstaan; geringste lucht- verplaatsing, zwakste zwakstroom voldoende blijkt. Soms word je gered door een zijdelingse blik uit een voortrazende auto. Egel en zwaluw als schering en inslag van het watermerk dat opleeft als het geheugen van water in een vis die plotseling - krom van genot - opspringt in het licht. II In de nacht steken wij een donkere weg over, gedreven, één met de soort. In mij, naast jou, lig jij; volmaakt en opgerold. Vorige Volgende