| |
| |
| |
Herlezen
Een wurgende sluimer, Vestdijk nu
Jaren heb ik dat gedaan: romans van Vestdijk verzamelen, eerste gebonden drukken kopen voor tien, vijftien gulden, tweedehands, restanten, uitverkoop. Avontuur met Titia was de laatste kan ik mij herinneren. De Vestdijkclub begon en daar had ik geen zin meer in. Toen Vestdijk stierf stonden zijn boeken keurig geordend als een trots bezit bij mij in de kast en zij bleven zo staan. Over bleef een herinnering aan stugge zinnen, veel tussenzinnen, lange zinnen met moeilijke en onbekende woorden, maar ook een herinnering aan romans met een onontkoombare groei naar een prachtig hoogtepunt, romans met een emotionele kracht die mij soms diep raakte.
Vestdijk heeft mij een grote liefde bijgebracht voor een genre dat bij velen diepe walging oproept en op anderen een grote aantrekkingskracht heeft. Onlangs sprak in een weekblad Rob Scholte zijn liefde uit voor de roman De Vuuraanbidders: ‘Zoals Vestdijk over het ontstaan van dit nihilistisch wereldbeeld schrijft, daarvan heb ik meer geleerd dan van alle geschiedenis- en godsdienstlessen op de middelbare school bij elkaar’. Voor mij geldt dat eveneens, de geschiedenis van de Westeuropese mens is voor mij door de historische romans van Vestdijk gaan leven. De reeks romans, in chronologische volgorde op rij gelegd, vertoont een nauwelijks gecamoufleerd gat bij de middeleeuwen en een extra aandacht voor de achttiende eeuw, verder treft de volledigheid en er ligt een boeiende, persoonlijke geschiedschrijving van de voorhomerische tijden tot ongeveer 1860.
Het bijzondere van deze historische romans was niet alleen de ongelooflijke kracht waarmee een tijdperk voor je ogen werd getoverd. De problemen stegen boven het tijdperk uit en golden evenzeer voor het heden. Begrippen als Apollinisch en Dionysisch, de verhouding meester en leerling en vooral het probleem van de religie werden door Vestdijk ‘vermomd’ in een andere tijd behandeld. De mens schept zich een god en zal
| |
| |
zich daarna weer van hem bevrijden: intellectueel behandeld in essays als De grootheid van Judas en De toekomst der religie, keert dit probleem toch in zeker zes of zeven historische romans terug.
Aan De held van Temesa heb ik een bijzondere herinnering, ik kwam er niet uit. Een priester die terugziet op de tijd dat de eredienst van Polites nog bestond, vertelt in een weemoedige monoloog hoe die eredienst waarbij hij als laatste priester nauw betrokken was, is opgeheven. Tijden veranderen, de problemen van een conservatief worden hier nauwkeurig beschreven. Tot je er tijdens het lezen achter komt dat het ook gaat om het geweten van de verteller: in hoeverre was hij schuldig aan het vreemde ritueel: het jaarlijks aanbieden van een jong meisje aan de gestenigde Held, dat dan werd verkracht en gewurgd. Zijn aandeel in de eredienst brengt hem tot zijn reeks bekentenissen. Maar het is allemaal lang geleden: hij is een achtenswaardig burger gebleven, priester van Hermes nu en de tempel voor de Held Polites kan opgeruimd worden.
Iets zat mij niet lekker en dat werd onder woorden gebracht door een kennis met wie ik over de roman sprak. Ik oordeelde mild over de ikfiguur omdat ik ervan uitging dat de tijd waarin de roman gesitueerd was - 500 voor Christus - zulke gruwel met grotere vanzelfsprekendheid zag gebeuren. Bovendien ging volgens mij de roman in wezen over het probleem hoe een godsdienst kan verdwijnen en plaatsmaken voor een nuchterder besef, een proces dat ikzelf aan den lijve had ondervonden. Voor mijn gesprekspartner was het belangrijkste dat de hele geschiedenis beschreven was door de priester, die op dat moment drommels goed wist wat hij gedaan had en die nu alles probeerde goed te praten. 350 Pagina's lang het verhaal van een verdachte die met veel slimme draaierijen ieder bewijs van zijn volstrekt verwerpelijk gedrag probeert te verduisteren. Met andere woorden hoe betrouwbaar is de ik.
Zo herinner ik me de roman, waarbij een sterke vader-dochter verhouding meespeelt en op heel bijzondere wijze een voyeursthema. Ik heb deze roman bewaard in de herinnering als een zeer sterke.
Vestdijk is al bijna 20 jaar dood, de Vestdijkkring bestaat al 17 jaar en lijkt een bloeiend bestaan te leiden. Toch zijn er akelige voortekenen. De verzamelde werken gaan minder voorspoedig van de hand dan gehoopt, viel uit een krantebericht op te maken, de belangstelling voor de boeken van Vestdijk neemt af. Vestdijk bijgezet in de kast: belangrijk dood schrijver, nu niet meer leesbaar?
| |
| |
Ik ga De held van Temesa herlezen. Achterin staan aantekeningen. Een lange lijst met klassieke en mythologische termen. Dat zoiets afschrikt is aannemelijk, dat een dergelijke roman geen lezer meer zal interesseren op een paar gymnasiasten na, is misschien wat te boud beweerd maar mogelijk waar. Hebben de lezers die de moeite niet meer nemen door te dringen in die stug beschreven oude wereld gelijk?
De roman begint met mededelingen over de bouw van de stad: ‘Onze stad staat dwars op de zee’. Het is een welvarende handelswereld die wij betreden, een lint van huizen, klem tussen de winstgevende haven en de rijke kopermijnen. Al in de eerste alinea wordt de tegenstelling beschreven tussen de aardse stadsuitbreidingen en de lieden die overal de goden bijhalen en beweren dat de as van Temesa Helios de weg wijst. Enigszins denigrerend worden die lieden hier vermeld. De ik, Plexippos, laatste priester van Polites, vertelt de gebeurtenissen van 20 jaar geleden rond de verwarde opheffing van de eredienst voor Polites. Deze eredienst moest in die seculariserende wereld wel worden aangetast: hij maakte geen deel uit van het eigenlijke leven van de burgers en zij maakten zich belachelijk en laf door toe te blijven staan dat er ieder jaar een meisje geofferd werd.
Plexippos vertelt hoe hij als jongen op de muur van het heiligdom klom om naar binnen te gluren. De vreemde aantrekkingskracht die het heroon op hem uitoefent. De oorlog met Sybaris waar hij aan mee doet en waaruit hij terugkeert met een meisje Orseis. Met haar beleeft hij zijn gelukkigste tijd. Tijdens een hartstochtelijke vrijpartij in de buurt van het heiligdom moet hij van haar als spel Polites nadoen en in het vuur breekt hij haar de nek. Hij gaat werken in het heiligdom en volgt de oude priester Timokreon na diens dood op. De aan Polites aangeboden meisjes blijken tot dat moment vergiftigd te zijn en al dood als ze op het rustbed worden gelegd. Hij draagt de tempeldienaar op daar verandering in aan te brengen. Als hij dertig is huwt hij Anaxibia en verwekt bij haar het dochtertje Mekionike. Het huwelijk is een hel, het meisje dat bij alle ruzies als scheidsrechter aanwezig moet zijn, wordt zeer gesloten en groeit op als een sfinx. De offers gaan door, de meisjes blijken weer gewurgd te worden, zelfs verkracht en soms zijn er tekenen dat er hard geslagen is.
In het tweede boek komt een bokser Euthymos de stad binnen. Deze veracht de jaarlijkse rituelen en stelt voor de Held te verslaan. In het geheim worden er boden naar Delphi gestuurd om goedkeuring te vragen. Dan wordt er weer een slachtoffer geloot en dit keer is het Pherenike, de vriendin van Mekionike en het meisje waar Plexippos zelf een kort mo- | |
| |
ment verliefd op is geweest. Er wordt steeds luider geroepen dat de eredienst moet worden gestaakt. Dan komen op het laatste moment de boden terug uit Delphi.
Het derde boek begint met de orakelspreuk uit Delphi: Euthymos krijgt de kans tijdens de offernacht de strijd aan te binden met Polites. Plexippos vecht voor zijn godsdienst maar ziet snel het nutteloze daarvan in. De ochtend na het gevecht wordt er overal feest gevierd, het meisje is nog in leven en Euthymos vertelt hoe hij de Held heeft overwonnen. Zijn verhaal is duidelijk gelogen. Tijdens een gesprek met Plexippos bekent de bokser dat er helemaal niemand geweest is, dat Plexippos naar het meisje is gelopen maar op het naderen van Euthymos weer is teruggegaan. Plexippos heeft de moorden op zijn geweten of ze in slaap bedreven. Euthymos chanteert hem: of een aanklacht of hij mag de dochter van Plexippos verkrachten. De priester lokt hem dan in een val. Hij wurgt de tempeldienaar, legt het meisje in het heiligdom klaar en wacht op de bokser die hij dan met veel bloederig geweld vermoordt bijgestaan door zijn dochter Mekionike. Voor het eerst heeft zij openlijk voor haar vader gekozen. Plexippos blijft een geëerd man en wordt de eerste Hermespriester.
Hoezeer moeten we de roman opvatten als een historische roman? Vestdijk geeft in de ondertitel vrij exact de tijd aan waarin het verhaal zich afspeelt: een roman uit Groot-Griekenland (528-484 v. Chr.). Griekenland wordt politiek zelfbewust, verslaat in deze tijd de Perzen en de religieuze tijd kentert naar een wereldse tijd. Tegenover de meningen van al diegenen die spreken over de roman als een verhaal over een modern psychopatisch of sadistisch probleem met een historisch sausje, heeft Hella Haasse al duidelijk haar mening geplaatst dat hier wel degelijk sprake is van een historische roman. Samen met de andere Griekse romans, Aktaion onder de sterren en De verminkte Apollo vormt deze roman een eenheid: de beschrijving van de Griekse geschiedenis in drie verschillende periodes. De thema's van de drie romans komen deels overeen: ontplooiing van de menselijke geest via religieuze projectie tot aan de dageraad van zelfstandig denken; een tweeëenheid van elkaar aanvullende én contrasterende figuren, hier bij Plexippos te vinden in hem zelf; een verborgen en onbereikbare geliefde, hier de dode Orseis; het bedwelmde meisje dat verkracht wordt en sterft, hier het centrale thema van de roman. Tot zover Hella Haasse.
‘Ik een oud man met een leven achter mij vol geheimen van Temesa, die
| |
| |
buitenstaanders niet kunnen aanroeren zonder zich belachelijk te maken.’ Zo luidt het oordeel van de oude Plexippos en aangezien het boek een getuigenis, een schrift vol herinneringen is van die Plexippos, kan de lezer zich dit aantrekken. Welke interpretatie men ook denkt gevonden te hebben voor het boek, er blijven raadsels over. Meer dan bij een andere roman blijkt hier de ene interpretatie naast de andere overeind te blijven. Meer ook dan bij andere romans bestaat er kennelijk behoefte interpretaties te putten uit de vermoedelijke maar niet beschreven gebeurtenissen. Het is nu eenmaal een roman waarin veel zaken aangeduid zijn maar niet met zoveel woorden beschreven. Dat heeft tot gevolg dat er veel geleerde en deskundige analyses zijn opgetekend voor het karakter van de hoofdfiguur: een sadist, een psychopaat, een Griekse Eichmann enzovoorts, maar tevens dat al deze beschrijvingen en karakterverklaringen er volgens mij ook weer niet toe doen. Wil je de priester veroordelen om wat hij doet, dan zit je in zoverre al snel met de handen in het haar, dat iedere beoordeling uitgaat van de normen van deze tijd, een moderne, op christelijke leest geschoeide maatschappij, terwijl de roman handelt in een antieke Griekse tijd; bovendien blijkt dan hoe merkwaardig het gekozen ik-perspectief is, want voor een veroordeling mis je eigenlijk alles behalve de verdediging van de verdachte.
Ik heb ook de indruk dat al die psychologische analyses miskennen dat het hier gaat om een historische roman, die na twee andere heel precies geplaatst is in een bepaalde tijd. Een tijd namelijk waarin de oude religieuze wereld plaats moet maken voor een nieuwe wereld waarin het denken een veel belangrijker plaats gaat innemen. Dat proces maakt voor mijn gevoel een minstens zo belangrijk deel uit van de roman als de boeiend blijvende vraag wat voor man deze merkwaardige priester nu is. Om dat proces voor de lezer aanschouwelijk te maken moest Vestdijk het kunststuk leveren een priester te beschrijven die leeft in een tijd waarin de godsdienst, geconcretiseerd in de eredienst voor Polites, gelijktijdig een aantal stadia liet zien. Voor de zeer behoudenden het vaste geloof in een werkelijke Held die eens per jaar uit de onderwereld omhoogkomt om een meisje te vermoorden. Voor anderen het besef dat er goden zijn die rampen zouden zenden indien de mens eigenmachtig erediensten zou afschaffen of die voorspoed over de stad zenden - de haven en de kopermijnen doen het goed - indien de mens zijn nederige positie tegenover de goden erkent en ook de Held Polites de traditionele offers blijft brengen; of die Held dan werkelijk ieder jaar op aarde doolt is niet belangrijk. Weer anderen die vinden dat het goed is dat
| |
| |
de mens ook verwijlt bij ernstige zaken die het hogere aangaan en dat de normen maar zouden verslappen als allerlei oude gewoontes werden afgeschaft, ook al beseft die mens tevens dat de godenwereld slechts fantasie is; dat er ieder jaar een meisje geofferd moet worden is een pijnlijk maar niettemin noodzakelijk iets. Uiteindelijk diegenen die ronduit vinden dat er aan de eredienst een einde gemaakt moet worden. Plexippos wordt getekend als een gelovige, totdat de lezer argwaan krijgt en merkt dat de priester alle stadia van geloof doorloopt, beurtelings zich voordoet als een opportunist, als een diep religieus man, als een conservatief. Plexippos blijft als romanpersonage overeind. Waarom anders bijvoorbeeld al die verklaringen van zijn karakter zelfs met psychologische en psychiatrische studies die met de roman niets meer te maken hebben? De lezer moet in die glijbaan van godsdienst zelf maar zijn standpunt bepalen.
De moderne lezer, die hoort dat de meisjes tijdens het priesterschap van Timokreon stierven door een overdosis gifdrank en dat de meisjes tijdens het priesterschap van Plexippos gewurgd werden tijdens de nacht in een afgesloten en verzegelde cella met alleen de priester slapend naast hen, besluit wellicht te snel tot het uitspreken van het schuldig van de priester. Dat er werkelijk een schim uit de onderwereld komt, dwars door de deur breekt en met zichtbare of onzichtbare handen het meisje wurgt komt niet in hem op. Maar dan onderschat hij de kracht van Vestdijk. Ik herinner me dat in Aktaion onder de sterren op een van de eerste bladzijden al een volstrekt geloofwaardige centaur de roman in kwam galopperen. Vanuit het geloven in de mogelijkheid van de Held ontwikkelt de roman zich, er groeit onmiskenbaar spanning en de lezer voelt zich steeds meer ingesponnen. De moderne intelligentie van Plexippos doet je van de ene vraag in de andere rollen. Raakt de lezer eerst binnen het kader van de roman overtuigd van het bestaan van Polites en van het geloof van Plexippos in de Held, na enige tijd wordt hij ingekapseld door redeneringen over verdwijnende godsdiensten. Langzaam worden er steeds weer mogelijkheden ingebouwd voor het geval dat Polites toch niet bestaat. Steeds meer concentreert de lezer zich op de vraag wat er dan met Plexippos en die meisjes in die cella gebeurt. Als steeds duidelijker wordt hoe de meisjes sterven en hoe merkwaardig het seksueel bewustzijn van Plexippos gevormd moet zijn, komt de vraag op hoe lang deze eredienst dan nog stand kan houden. De vraag of het belangrijke offer Pherenike gered zal worden en wat er de nacht gaat gebeuren dat Euthymos het tweegevecht aangaat met de Held. De vraag hoe schuldig of onschuldig Plexippos is. Als vaststaat dat Plexippos de daad
| |
| |
van Polites heeft verricht, rijst weer de vraag of hij dat onbewust, slaapwandelend deed dan wel willens en wetens.
De beschrijving van de oorlog met Sybaris, de verontrustende scène waarin hij zijn grote liefde Orseis doodt, het heel mooie valkenkopje dat zichtbaar werd bij Anaxibia als ze haar zin niet kreeg, het bloederige eind. Nu ik de roman herlezen heb, ben ik er alleen maar sterker van overtuigd dat het een prachtig boek is met veel hoogtepunten. Dat het ons voor raadsels stelt die niet op te lossen zijn, mag natuurlijk niet irriteren, maar zal blijven intrigeren als het leven zelf.
Vestdijk niet meer van deze tijd? Wat een gebrek aan historisch besef in de Nederlandse letterkunde, hoe duidelijk wordt het wegwerpkarakter van onze literatuur. Vestdijk bijzetten in de kast van onleesbare ouderlingen betekent mijns inziens een onaanvaardbare verarming. Natuurlijk, de productie van Vestdijk heeft ook geleden onder zijn vakmanschap en een aantal romans is stomvervelend, maar ik weet zeker dat een roman als De held van Temesa, zo boeiend, spannend, verwarrend en raadselachtig, indien nu geschreven door een jong auteur of een oogverblindende schrijfster, direct in de prijzen zou vallen. We kunnen onze ogen sluiten voor wat er geschreven is en ons alleen maar bezig houden met wat nu in stapels klaarligt, maar dat gedrag kondigt wel de al lang verwachte strenge literaire winter aan. Waar staat in deze herfst de lange rij trappelende lezers? Kopers van boeken, ja een geweldig aantal, maar die hebben geen boodschap aan ouder werk. Jammer voor de handelaren in het Verzameld Werk, maar Vestdijk schuift niet meer bij aan de literaire praatprogrammatafels. Vestdijk is niet meer van deze tijd omdat deze tijd van Pointl is.
Tomas Lieske
|
|