Tirade. Jaargang 34 (nrs. 326-331)(1990)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 305] [p. 305] Eva Gerlach De zon en alles Iemand paste slecht op wat van mij was. Gooide met mijn koffertje, scheurde mijn boeken, verloor mijn jas. Steeds meer wilde zij lenen en ik gaf haar alles tot ik niets meer over had in de verwachting dat het dan wel goed zou komen, dat zij rijk geworden voor mij zorgen zou en ik zou niets meer doen en alles zou vanzelf gaan. Maar het gebeurde zoals je denkt, zij ging weg met de zon en alles bij zich, alleen mij had zij niet meegenomen. Aan het eind begon het in die droom pas duidelijk te zijn wie wie was, ik lichter dan ik. [pagina 306] [p. 306] De dorpelen en de gesloten vensters Want dat ik van je heb gehouden, dat staat vast. De rest niet - of je bestond en als, wat dan voor kleur ogen, de ene keer groen, dan weer grijs, eens schoot er een zwerm zwaluwen uit omhoog. Wat voor. Van die snelle, die niet kunnen lopen, vrijen gebeurt in de lucht. Hoe ging het. Je werd ziek of zo, meegenomen, er was veel te doen, ik kreeg geloof ik een nieuw kind en vergat je tot ik je hoorde vannacht, onmogelijk uur, kom het is tijd. Laat alles achter, kom buiten, ik wacht op je bij het hek. Maar toen ik daar stond, de grendel was los, het sloeg in de wind tegen de balk en ik maakte het vast en liep terug, denkend aan je, dat je daar godweet echt hebt gestaan, het hek losgedaan, dat ik van je gehouden heb en dat het hout niet goed in de scharnieren zat. [pagina 307] [p. 307] Op De huizen klein en wit naast elkaar in het donker. Deuren en ramen zwart. Binnen scheen licht, daar werd muziek gemaakt, je hoorde verzen. Ik stond op een muurtje, kauwde op een tak zuring. Mijn armen werkten niet (ik lag erop, dat kon ik daar niet weten) anders had ik alles zeker al was het met een stokje in de aarde opgeschreven. Stond wat en keek naar de huiselijke patronen die de sterren lukraak stralend uit hun zeer dichte materie op mijn kussen legden. Vorige Volgende