zeggend. Zo zijn wij helemaal niet met elkaar. Ik drink liever een glaasje water met je. Maar het moet, het is een Mijlpaal, die wij geduldig zullen moeten passeren. Ik zal proberen er iets moois van te maken, alle overige sprekers het gras voor de voeten weg proberen te maaien, je grote betekenis voor Nederland in het algemeen en de stad Gouda in het bijzonder nu eindelijk eens definitief uit de doeken doen, memoreren dat bloed kruipt waar het niet kan gaan en zonder jou niet kan stollen en misschien eindigen met een citaat, dat is altijd mooi, een citaat: ‘Wie weet wat beter is: vergaan, vergeten, of vernis.’ (Vroman, 1979, toen hij nog wat jonger was dus).
Laat ik die toespraak maar laten, ik zie wel. Het verzoek om je toe te spreken is overigens wel de reden dat ik je nu schrijf. Je kunt namelijk volgens mij niet in het openbaar tegen iemand praten als je hem niet in het geheim vooraf laat weten dat je iets heel anders had willen zeggen dan je gaat doen. Het lijkt misschien een beetje voorbarig, want ik weet immers nog niet wat ik ga zeggen, maar dat is maar schijn. Ik zal, ook als ik in Gouda alles op papier heb staan en je dat ga voorlezen, nog steeds niet weten wat ik wil zeggen. Zo is dat nu eenmaal. Je praat wel, maar wat je werkelijk wil zeggen is een andere kwestie. Daar kom je nooit achter. Vandaar.
Het liefst zou ik het willen hebben over jouw ik, maar dat lijkt me te moeilijk. Het woord ik is, schat ik, het meest voorkomende woord in je werk, en ik denk dus dat je het altijd over ik hebt. Ik is zo ongeveer de meest geheimzinnige term uit de taal, wat zeg ik, uit onze taal, want er zijn ook talen waarin ik niet voorkomt. Dichter, dichter, wie of wat is ik, en kan het ook zonder? Ik vraag je niet wie je bent, dat begrijp je natuurlijk wel. Ik zie je op die vraag al achterom kijken, om te zien of hij in de zaal zit, of je laat wat dia's zien: soms, om te zien of ik besta, teken ik graag mijzelf na. De tekst onder een portret van iemand met een zeer grote neus, typisch het gezicht van iemand die in een holle scheerspiegel kijkt. Is ik dat? Volgende dia: maar hoe hard, doorgestreept, en vervangen door zacht, maar hoe zacht ik dan ook teken, wat ik teken, doorgestreept, vervangen door weet, doorgestreept, vervangen door ben, wat ik ben blijft daarin steken. Komt een dia waarop iemand met een zeer grote neus en een bril, waarin de weerspiegeling van een hand die een scheerspiegel tekent, waarin een man met een zeer grote neus en een bril iemand aankijkt, de tekenaar waarschijnlijk. In de daaropvolgende dia zien we de tekenaar een traan tekenen uit het oog van de getekende en in de traan verschijnt de weerspiegeling