Tirade. Jaargang 34 (nrs. 326-331)
(1990)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 175]
| |
Charles B. Timmer
| |
[pagina 176]
| |
De achtergrond is okergeel. De jaartallen zijn 1935, 1936, 1937, 1938, 1939, 1940 - de jaren dus van de Stalinterreur. De afbeelding bij 1935 vertoont Babel samen met zijn schutspatroon Maxim GorkiGa naar eind3. die een jaar later zou overlijden; 1936 was materieel een betrekkelijk gunstig jaar met goed gevulde winkels, dus daar zien wij Babel aan tafel voor een maaltijd; 1937 geeft Babel in een gefingeerd dolce far niente, een schertsfoto van een peinzende schrijver in zittende houding; 1938 toont Babel en face met een wat angstig-gespannen uitdrukking op het gezicht; 1939 - het fatale jaar van zijn arrestatie - geeft Babel in volle lengte, maar wat opvalt: zonder das en zonder veters in de schoenen, dus als arrestant. En paneel 1940 is egaal diepzwart. Aldus geeft de bandtekening in zes panelen een kroniek van de laatste zes levensjaren van een der belangrijkste Russische schrijvers onder het sovjetregime, een schrijver die door dat regime op volslagen zinloze wijze om het leven is gebracht. Censuur op geschreven teksten heeft altijd iets van een jammerlijke kleinzieligheid. Censuurmaatregelen zijn een dwaze combinatie van macht en angst, angst die maakt dat de censor in zijn maatregelen dikwijls voor absurde schrappingen zorgt, alleen om maar ‘gedekt’ te zijn en te bewijzen dat hij zich niet door slinkse trucjes van de schrijver voor de gek laat houden. En ze zijn een vernedering voor de schrijver en de lezer die weten dat zij op een smadelijke wijze worden betutteld en bedrogen. De Herinneringen aan Babel uit 1989 bevatten op zijn minst 40-50 bladzijden tekst die in de 1972 uitgave gecensureerd is. De memoires van Antonina Pirozjkova eindigen in de uitgave van 1972 met een herinnering aan Babel en haar woning in Moskou, begin mei 1939, toen Babel op het punt stond naar de schrijverskolonie even buiten Moskou in Peredelkino te vertrekken, waar hem een zomerhuis was aangeboden. De laatste twee regels luiden daar: ‘Babel vertrok naar Peredelkino; bij het afscheid zei hij vrolijk: “Ik kom nu wel niet gauw meer terug in dit huis...”’ En het wordt, zoals de drie punten aan het eind aangeven, stilzwijgend aan de lezer overgelaten te raden wat de betekenis van die laatste regel was. Welnu, de drie punten ontbreken in de uitgave van 1989, maar inplaats daarvan volgen hier nog een goede vijfentwintig bladzijden tekst over Babels arrestatie en verdwijning, over de vaststelling van zijn vermoedelijke sterfdag en over de vergeefse speurtocht naar zijn in beslag genomen geschriften, waaronder zich een complete bundel nieuwe verhalen bevond die eind 1939 had moeten verschijnen. In de uitgave van 1989 begint het in 1972 gecensureerde tekstgedeelte met de volgende passage: | |
[pagina 177]
| |
‘Hij had mij verzocht op 15 mei Mark Donskoj naar hem toe te brengen, de regisseur van de film ‘Mijn universiteiten’ en ook diens assistenten. Ze zouden mij na kantooruren bij Metroproject komen afhalen. In Moskou waren in die tijd behalve mijn persoon nog Ester Grigorjevna Makotinskaja achtergebleven die voor de kleine Lida [Babels dochtertje van twee jaar] zorgde en verder nog de werkster Sjoera. ‘Op vijftien mei 1939Ga naar eind4. werd ik om vijf uur 's morgens gewekt door een geklop op de deur van mijn kamer. Toen ik opendeed kwamen twee geüniformde mannen binnen en zeiden dat zij de zolder moesten inspecteren omdat ze iemand zochten. Ze bleken met hun vieren te zijn, twee klommen naar de zolder en twee bleven beneden. Een van ze verklaarde dat ze Babel nodig hadden die hun zou kunnen vertellen waar de man die ze zochten kon zijn gebleven en dat ik met ze mee moest naar zijn zomerhuis in Peredelkino. Ik kleedde mij aan en we reden weg. De chauffeur kende de weg uitnemend en vroeg mij nergens naar. Twee van de mannen reden met mij mee. Toen we bij het zomerhuis aankwamen wekte ik de huismeester en liep door de keuken naar binnen, die twee achter mij aan. Voor Babels deur bleef ik besluiteloos staan; door een gebaar beduidde een van de mannen dat ik moest kloppen. Ik klopte en hoorde Babels stem: “Wie is daar?” - “Ik.” Hij trok wat kleren aan en deed open. De twee duwden mij opzij en liepen direct op Babel toe. “Handen omhoog!” kommandeerden zij; daarna fouilleerden ze hem en betastten hem over het hele lichaam of hij geen wapens bij zich droeg. Babel zweeg. We moesten naar de andere kamer, die van mij; daar gingen we naast elkaar zitten en hielden elkaars hand vast. Spreken konden we niet. Toen Babels kamer doorzocht was, legden ze al zijn manuscripten in een map, bevalen dat we onze jas moesten aantrekken en naar de auto moesten gaan. Babel zei tegen me: “Ze hebben het me niet laten afmaken...” - En ik begreep dat het om zijn boek Nieuwe verhalen ging. Daarop zei hij zacht: “Stel André op de hoogte.” Hij bedoelde André Malraux. Ik kon geen woord uitbrengen. Onderweg vroeg Babel aan zijn begeleider: “Jullie komen zeker slaap te kort, wat?” en hij lachte zelfs.... We kwamen bij de Loebjanka en reden een poort door. De auto stopte voor een gesloten massieve deur die door twee schildwachten werd bewaakt. Babel kuste mij stevig en zei: “Eens zien wij elkaar weer...” Hij stapte uit en zonder om te kijken liep hij door die deur naar binnen. Ik was verstard en kon zelfs niet huilen. Onwillekeurig schoot de gedachte door mij heen: “Zouden ze hem daar wel z'n glas hete thee geven, waarzonder hij de dag niet kan beginnen?”’ | |
[pagina 178]
| |
Dit over Babels arrestatie. Over de vaststelling van zijn sterfdatum geeft Antonina Pirozjkova een uitvoerig verslag dat doet denken aan het vergeefse zoeken naar contact met de burchtheer in Das Schloss van Kafka. Zij schrijft: ‘Een bevriende advocaat speelde het voor elkaar dat ik een ontmoeting kon hebben met een officier van justitie bij het Militaire Tribunaal, een magere, er asketisch uitziende generaal. Na in wat papieren te hebben geneusd zei hij dat Babel veroordeeld was tot tien jaren zonder recht op correspondentie en met confiscatie van al zijn eigendommen. Nog vóór mijn bezoek aan die generaal had ik van iemand gehoord dat de formulering “tien jaren zonder recht op correspondentie” op een fusillering neerkwam en dat die term bedoeld was voor de familieleden. Ik vroeg de generaal ernaar en voegde eraan toe “dat ik niet ter plekke zou flauwvallen, als hij mij de waarheid vertelde.” En de generaal antwoordde: “Ten aanzien van Babel gaat dit niet op.”’ Even later noteert Babels vrouw in haar herinneringen het volgende voorbeeld van cynische behandeling door de autoriteiten. ‘Gezinsleden van veroordeelden hadden nog één recht - eens per jaar in het kantoor van de nkvd aan de Koeznetski-brug een verzoekschrift in te dienen om inlichtingen over het lot van de gedetineerde en om vervolgens op een vastgesteld tijdstip het antwoord te komen halen. Zulke verzoekschriften wierp je in een brievenbus die buiten aan de muur van het gebouw hing en voor het antwoord kwam je aan een loket al binnen in het gebouw. En in antwoord op mijn aanvraag van voorjaar 1940 en 1941 was het antwoord gelijkluidend: “Gezond, gedetineerd in een werkkamp.”’ Daarop volgen enkele oorlogsjaren, waarin Antonina Pirozjkova niet in Moskou was. Eerst in 1944 keerde zij naar de hoofdstad terug en toen schreef zij: ‘In de zomer van 1944 diende ik met grote angst mijn gewone verzoekschrift in bij de nkvd om mij over het lot van Babel op de hoogte te stellen. Van kennissen had ik vernomen dat het gebruikelijk antwoord op die verzoekschriften nu luidde: “Gestorven in 1941”, “gestorven in 1942”... Hoe groot was mijn vreugde dus, toen ik het antwoord kreeg: “Leeft, gezond, gedetineerd in een werkkamp.” Zo was het ook in 1945, en 1946. En op mijn navraag in 1947 kreeg ik te horen: “Leeft, gezond, gedetineerd in een werkkamp. Komt vrij in 1948.” Onze blijdschap kende geen grenzen. Mama en ik concludeerden hieruit dat Babel vóór het einde van zijn straftijd in vrijheid zou worden gesteld... Maar in de zomer van | |
[pagina 179]
| |
1948 kreeg ik weer het korte antwoord: “Leeft, gedetineerd in een werkkamp.” En daaruit maakte ik op dat er van een nog grotere willekeur sprake was en zijn straftijd waarschijnlijk was verlengd. Overal deden toen geruchten de ronde over termijnverlengingen en allerlei willekeur in de kampen. Na 1948 heb ik geen verzoekschrift bij de nkvd meer ingediend...’ Deze laatste opmerking kan bevreemding wekken. Vermoedelijk ligt de verklaring in het feit dat in 1948 onder de leuze van strijd tegen het kosmopolitisme een nieuwe golf van terreur losbrak, waar als slachtoffer vooral joden bij waren betrokken. In 1952 kreeg Babels vrouw plotseling het bericht van een ontslagen strafgevangene die samen met Babel in een kamp had gezeten, nu was vrijgekomen en haar liet weten dat Babel, toen hij het kamp verliet net in het lazaret lag. Een ander maal kwam een schrijver K. bij haar met het verhaal dat zijn vader kamphoofd was geweest in een werkkamp bij Kansk. Daar was een naaiatelier, waarin gevangenen tewerk werden gesteld. Voor Babel hadden ze in dat kamp een zeildoekse regenjas van donkergroene kleur gemaakt, waarin hij rondliep. Babel had in dat kamp een eigen kamertje, werken hoefde hij niet en hij schreef veel, aldus K. die zijn verhaal voortzette met: ‘Op een keer was Babel in het veld van het kamp een wandeling gaan maken in die regenjas van hem, maar hij kwam in lange tijd niet terug. Allen maakten zich ongerust en gingen op zoek naar hem. Apart in het veld stond een boom met een bank ernaast. Babel troffen ze op die bank in zittende houding aan, geleund tegen de boomstam. Hij was dood.’’ Dergelijke idyllische verzinsels konden Antonina Pirozjkova na twaalf jaar vergeefs wachten niet meer overtuigen. Dat Babel niet meer in leven kon zijn was voor haar - en voor iedereen - steeds duidelijker een aan zekerheid grenzende veronderstelling. Maar wel bleef de kwellende vraag van wanneer, en hoe is hij gestorven? En waar is hij begraven? En ondanks alles kwam daarbij ten slotte nog de twijfel: misschien leefde hij toch nog? In januari 1954 diende Antonina Pirozjkova een verzoekschrift in bij de toen gevormde ‘Commissie onder voorzitterschap van de procureur-generaal van de ussr, Roedenko, ter rehabilitatie van in de jaren van de Stalin persoonlijkheidscultus veroordeelden’, een brief van de volgende inhoud: ‘Mijn echtgenoot, de schrijver I.E. Babel is op 15 mei 1939 gearresteerd en veroordeeld tot tien jaren zonder recht op correspondentie. Op grond van verklaringen die ik jaarlijks van het inlichtingenbureau van de mvd ontving, is hij in leven en gedetineerd in een werkkamp. Het talent | |
[pagina 180]
| |
van I.E. Babel als schrijver in aanmerking nemend en gezien ook de omstandigheid dat sinds zijn arrestatie reeds vijftien jaren zijn verstreken, verzoek ik u het proces van I.E. Babel te herzien teneinde zijn verdere lot zo mogelijk te verlichten.’ De reactie op deze brief kwam voor sovjetverhoudingen tamelijk snel: in de zomer van dat jaar nog had Antonina Pirozjkova een onderhoud met een vertegenwoordiger van genoemde commissie, de onderzoeksrechter Dolzjenko. Hij had Babels procesdossier voor zich op zijn bureau liggen. Er ontspon zich volgend gesprek: ‘Hebt u de stukken ingezien?’ - ‘Ja, het dossier ligt hier voor me.’ - ‘En wat is uw indruk?’ - ‘Dat is toch evident...’ Wat zonder verdere uitleg betekende dat Babel dood was. In december van 1954 kreeg zij bericht dat zij op het bureau van het Opperste Gerechtshof van de ussr een verklaring van rehabilitatie kon komen afhalen. Die verklaring luidde: ‘De aanklacht tegen Babel, Isaak Emmanoeilovitsj, is herzien door het Militaire College van het Opperste Gerechtshof van de ussr op 18 december 1954. Het vonnis van het Militaire College van 26 januari 1940 ten aanzien van I.E. Babel is op grond van aan het licht gekomen nieuwe feiten ongeldig verklaard en op grond van de afwezigheid van elementen van een strafbaar feit is de hem betreffende zaak geseponeerd.’ Antonina Pirozjkova vroeg aan de persoon die haar dit fraaie stuk proza overhandigde, wat het lot van Babel was geweest. De man greep naar een pen en schreef in de kantlijn van een op tafel liggende krant: ‘Gestorven op 17 maart 1941 aan hartverlamming.’ En hij liet haar dat lezen. Daarop scheurde hij het geschrevene uit de krant en scheurde het aan snippers, met de woorden dat zij van het bevolkingsregister van haar district een overlijdensbericht zou krijgen. ‘Ik liep bijna kalm van hem weg,’ vertelt Antonina Pirozjkova dan. ‘Zoiets kon ik niet geloven. Als hij had geschreven: gestorven in 1952, in 1953, enzovoort, dan zou ik hem geloofd hebben, maar in 1952 was immers de uit zijn gevangenschap ontslagen Zavadski nog met een brief gekomen waarin stond: ‘Hoe bedroefd zal Babel niet zijn, wanneer hij uit het ziekenhuis komt, dat hij de “occasie” heeft gemist een kort bericht naar huis te sturen.’’ ‘Occasie’ was een geliefd woord van Babel, vandaar dat het bericht van die Zavadski voor Antonina Nikolajevna heel geloofwaardig had geklonken. Trouwens, in die omstandigheden van slopende onzekerheid klampt men zich aan iedere broze strohalm vast. De weduwe, die nog steeds niet met zekerheid wist of zij weduwe was of | |
[pagina 181]
| |
niet, begaf zich daarop naar het bureau van het districtsbevolkingsregister en daar kreeg zij, zoals zij schrijft, ‘een document zo verschrikkelijk als je je niet kon voorstellen.’ Het luidde: ‘Plaats van overlijden -, doodsoorzaak -.’ Het stuk bevestigde overigens wel de dood van Babel op 17 maart 1941. Dit bericht leek definitief een einde aan alle twijfels te maken. Alleen bracht in 1984 de staatsuitgeverij Politizdat een scheurkalender uit, waar op bladzijde 13 juli stond: ‘Negentig jaar na de geboorte van I.E. Babel, de schrijver (1894-1940).’ Antonina Pirozjkova belde onmiddellijk naar de redactie van Politizdat met de vraag, waarom zij het sterfjaar van Babel met 1940 hadden aangegeven, terwijl de inlichtingen van het bevolkingsregister 1941 gaven. Daarop kwam het lakonieke antwoord: ‘Dat jaar hebben wij uit officiële bronnen ontvangen.’Ga naar eind5. Het is allemaal een uitermate triest schimmenspel. Treurig voor de vrouw die jarenlang zocht naar de sterfdatum van haar man, treurig voor Rusland dat een van zijn begaafdste schrijvers op zo'n manier gemeend heeft te moeten huldigen. Treurig ook voor alle bewonderaars van Babel, triest voor Babels zuster Meri in Brussel, met wie mijn vrouw en ik zeer bevriend zijn geweest en die, toen zij in 1960 de Sovjetunie bezocht en aan Antonina Pirozjkova vroeg: ‘Hoe is mijn broer gestorven?’ - ten einde raad van Antonina Nikolajevna ten antwoord kreeg: ‘Onder een boom... op een bank...’ omdat zij het niet over haar lippen kon krijgen te zeggen: ‘ze hebben hem doodgeschoten.’ Dit over Babels lichamelijke dood. Maar een schrijver is niet alleen een lichaam. Zijn manuscripten vertegenwoordigen het geestelijke deel van hem, zijn meest authentieke ‘ik’. Zoals eerder gezegd had Babel bij zijn arrestatie een bundel Nieuwe verhalen klaarliggen, verder een korte roman Kolja Topoez,Ga naar eind6. vertalingen van de joodse schrijver Sholom Alejchem en zijn dagboeken. Er is geen woord van die geschriften teruggevonden. De eerste die er een vergeefs onderzoek naar heeft ingesteld is de schrijver Ilja Ehrenburg geweest, iemand die overal zijn ‘connecties’ had, ook bij de Russische geheime politie. De Russische schrijversbond heeft eveneens zonder resultaat pogingen ondernomen de in 1939 in beslag genomen manuscripten op te sporen. ‘Toen men in de schrijversbond een commissie had gevormd ter verzorging van de “literaire nalatenschap” van Babel, begon men mij druppelsgewijs het een of ander toe te sturen uit de manuscripten van Babels jeugdwerk en ook eerste drukken van zijn boeken,’ | |
[pagina 182]
| |
aldus Antonina Pirozjkova. Maar wat Babels nieuwe geschriften uit de jaren dertig aangaat, heeft men er niets van kunnen achterhalen. Antonina Nikolajevna besluit haar verhaal met de woorden: ‘Alle hoop dat de handschriften bewaard zijn gebleven is nu vervlogen.’ Sovjetrussische boeken vermelden, behalve wanneer het om vertalingen gaat, altijd het oplagecijfer. Dat bedroeg bij de gecensureerde editie der ‘Herinneringen’ uit 1972 15.000 exemplaren, wat gelijk staat aan zo goed als niets voor de Russische lezer: het grootste deel ervan verdween immers op de buitenlandse markt, waar zo'n boek dan een prestige-object was dat moest aantonen: ‘Ook Babel wordt bij ons weer uitgegeven’. De kleine rest van zo'n oplage kwam dan in handen van enkele uitverkorenen. De oplage van de ongecensureerde uitgave uit 1989 bedraagt 100.000 exemplaren wat een redelijke binnenlandse spreiding mogelijk heeft gemaakt. Het resultaat hiervan is dat honderdduizenden Russen uit een in het eigen land uitgegeven boek hebben kunnen lezen, tot welke manipulaties hun regime in staat was en hoe Babel om het leven is gebracht. Alleen, door wie? De namen zijn onbekend maar wel is het allemaal zo gebeurd uit naam van en onder de verantwoordelijkheid van de communistische partij, diezelfde partij die, ook onder Gorbatjsov, nog zo lang heeft willen vasthouden aan artikel 6 van de grondwet, dat de partij de leidende instantie is in het politieke leven van de sovjetmaatschappij. Het boek over Babel uit 1989 bevat een nawoord van de jonge literator Sergej Povartsov, een met krokodilletranen geschreven artikel. Er klinkt geen verontwaardiging uit, geen protest tegen het misdadige machtsmisbruik van de partij, geen verzekering dat ‘wij met een partij die zulke zaken heeft toegelaten, ja, zelfs heeft aangemoedigd, niets meer te maken willen hebben’ - zo ver reikt de zo geprezen ‘glasnost’ niet. Geen wonder dat het bij zulke alles binnendringende en verpestende leugens slecht gaat in de Sovjetunie. Want welk denkend mens kan op den duur de tegenstelling aanvaarden tussen wat de partij aan misdaden heeft bedreven en haar pretentie een leidende rol in het maatschappelijke bestel te mogen spelen? |
|