Tirade. Jaargang 31 (nrs. 308-313)(1987)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 527] [p. 527] Victor Vroomkoning Gedichten Taal Hij kruist moedertaal met die van mij. Als hij ‘volstrekt niet zonder kan’, hoor ik mijn video- verslaafde Eva met een mond van zeven. Zijn ‘Alle Jezus’ heeft hij van geen vreemde. ‘Vaderwoorden’ noemt hij taal die streng en koud is: ketting- botsing, boedelscheiding, kern- splitsing. Warm en zacht zijn ‘moederwoorden’: boter- vlootje, water geven, kussenslopen. Zijn eigen taal klinkt onbedwingbaar lenig: sekstukwaliteit, rontonde, geeuwigheid. ‘Zoontaal’ wil nog alle kanten uit. [pagina 528] [p. 528] Tableau Verenigen in dit gedicht: een vrouw, een man, een kind dat uit de schaduw van zijn vader wil. Zie het afgaan op de vrouw bij wie het om zijn moeder komt. Die leeft, herinnert zij hem, allerdodelijkst alleen. Zoekend naar zijn zoon, ontsluit de man een oude toegang. Het ruikt er als in bioscopen. In de schemer schuilen vrouw en kind. Een projectie- apparaat werpt licht op wie zij waren. Van beweging wordt het stil. Hij laat begaan als zij met hem begint te slapen. [pagina 529] [p. 529] Tocht Zijn slapen sneeuwen in. Naast hem in hun wagen geeft zij hem niet veel meer dan een jaar voordat zijn boordwit door- loopt in de berm van zijn haar. Houdt zij het stuur dan gluurt hij naar haar perkamenten vel, het stikwerk van pigment. Naar nieuwe verten onderweg ontkomen zij steeds minder aan het oude, zeer nabije tot één de bocht vindt om te missen, de einders tegemoet. Vorige Volgende