Tirade. Jaargang 31 (nrs. 308-313)(1987)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 524] [p. 524] Jos Dröes Gedichten Vlieger voor matthijs zoals een vlieger wanneer het plotseling ophoudt met waaien, en je rukt aan het touw en je rent voor het leuke leven dat een vlieger nu eenmaal is: mooi strak, een beetje wapperend aan de rand - maar zoals een vlieger zig zag steeds lager komt en je kunt er niets meer aan doen; en zoals een vlieger op het zand ligt, en je rent ernaartoe alsof er een ongeluk is gebeurd - zoals je daarna nog heel lang bezig bent het touw op te rollen, en zoals je de vlieger dan ook zelf netjes oprolt, met de stokken erin, en zoals je hem dan mee naar huis neemt, zo is het gegaan. [pagina 525] [p. 525] Beschrijving van een jeugdfoto in 't raadselige centrum van de macht sta ik tussen mijn vader en mijn moeder, precies zoals dat van mij werd verwacht: een zekerheid door hen en mij gekoesterd. haar trots, zijn glimlach: alles ligt al vast. ik zie mezelf in argeloos contact, via de lens, met 't leven na de dood. de tijd staat stil. ik lach. ik ben al groot. [pagina 526] [p. 526] Aalscholvers te oostvoorne lente al hier en daar. aan gene zijde van 't breede water: een te kleine boom waarin aalscholvers, zwart, aandoenlijk groot, hun nesten bouwden. in de verrekijker zag ik hun angstig en ontroerend wieken en uit de verte hoorde ik even later hun zenuwachtig, luid en traag gekakel; het klagen der onsterfelijke zielen. Vorige Volgende