Harmel-rapport van 1969: enerzijds voldoende militaire sterkte, anderzijds streven naar een stabielere verhouding tussen Oost en West door dialoog en samenwerking. Dat betekent dat het Westen niet blind mag zijn voor de mógelijkheden die de politiek van Gorbatsjov inhoudt, als tenminste op de woorden ook daden volgen. Zo'n politiek is immers in het belang van het Westen, want ‘een Sovjet-Unie die zich richt op samenwerking en opening is een betere partner voor het verzekeren van de vrede dan een Sovjet-Unie die zich afsluit en in de oude denkschemas blijft steken’. Dat vereist ook ‘nieuw denken’ van het Westen dat, als het aan de Sovjet-unie denkt niet moet blijven steken in de veronderstelling van het slechtst denkbare. Praktisch betekent dat, dat het Westen moet proberen de ontwikkeling in de Sovjet-Unie te beïnvloeden, te stimuleren en vorm te geven.’
Het Westen kan dat doen door aan te bieden: vergaande bewapeningsvermindering op basis van het beiderzijds afzien van superioriteit, brede economische samenwerking, gezamenlijke constructie van ‘het huis Europa’ - waarvan Gorbatsjov spreekt - en waarin de scheidsmuren verdwijnen en de mensenrechten heersen. Dit alles op voorwaarde dat op Gorbatsjovs woorden inderdaad daden volgen. Maar dan moet het Westen ook niet uitgaan van de gevaarlijke gedachte dat de Sovjet-Unie handelt uit zwakte en dat het nu het moment is om die zwakte door een politiek van sterkte en ‘des in die Ecke Rüstens’ uit te buiten.
Wat de bewapening betreft: vermindering van de strategisch-nucleaire wapens met vijftig procent en de algehele verwijdering van de nucleaire wapens voor de middellange afstand uit geheel Europa zijn in Reykjavik als doel zichtbaar geworden. Daarop moeten onderhandelingen over de conventionele stabiliteit in Europa aansluiten, want op dat gebied heeft de Sovjet-Unie een duidelijk overwicht, ook in aanvallend vermogen. Er moet een situatie komen waarin beide zijden alleen de mogelijkheid tot verdediging, niet tot aanval, hebben.
Over economische samenwerking: de Oosthandel van de Bondsrepubliek bedraagt op het ogenblik slechts vier procent van de gehele buitenlandse handel, minder dan de handel met Zwitserland. In het Oosten ligt een ‘reusachtige economische ruimte’ met een ‘reusachtige afzetmarkt’ op het Westen te wachten. Voor het Westen zou dat groei en arbeidsplaatsen betekenen.