‘Voor dat soort zaken moet u hiernaast wezen’, zei de jongere, ‘in 't kantoor’.
‘Die heeft hier ook nooit gewerkt’, zei de oude nog langzamer, ‘Dat zou ik me dan wel herinneren’.
‘Welke voorman?’ vroeg de jongere, ‘Ik ken geen voorman in Greenville’.
‘Het kan natuurlijk wel zijn dat Amos Gibson een voorman kent, daar in Greenville’, zei de oude en hij spreidde zijn handen en haalde zijn schouders op, ‘Maar ziet u - wij kennen Amos Gibson niet’.
‘U kunt beter naar hiernaast gaan’, zei de jongere en hij boog zich over zijn monsters.
In de hal van het hotel stond een jonge blonde vrouw achter de receptie. Ze zag er gepantserd uit, met wel wat roest hier en daar en krassen. Achterin, voor een bank van lichtbruin kunstleer, boog een zwarte vrouw over een emmer. Haar leeftijd kon je niet raden, want je zag alleen haar achterwerk. Dat was enorm. Ze dweilde. De receptioniste keek even op met half dichtgeknepen ogen, alsof plotseling de zon door de wolken brak, hoewel voor de ramen dikke beige vitrage hing.
‘Elks Lodge 756?’ vroeg ze, ‘Bent u daar zeker van?’
Haar pantser rammelde, terwijl de zon weer achter de wolken kroop, en ze zei: ‘Dat zou ik niet weten, waar dat is. Hier is uw sleutel’. ‘Maar natuurlijk wel’, zei de vrouw met de dweil plotseling. Ze had de deur van de lift bereikt en rees op.
‘Alexander Street, over het spoor’, zei ze, ‘U kunt beter een taxi nemen’.
‘Check-out time is twaalf uur morgen’, zei de receptioniste tegen haar kaartenbak, en: ‘Ja, ik zal een taxi voor u bellen’.
Zodra de lift de tweede verdieping bereikte en openschoof, rinkelde de telefoon in de kamer, door de deur heen en de gang.
‘U weet toch wel dat dat een zwarte club is?’ kraste de receptioniste.
‘Oh’, kraakte ze, ‘Ik wou alleen maar zeker weten dat u wist wat u deed’.
‘Ja’, druiste ze, ‘Ik zal een taxi bellen’.
Na vier blokken zei de chauffeur: ‘Hier is 't’, en hij stopte. ‘Alexander Street?’ vroeg hij en hij draaide opzij en legde zijn arm op de rugleuning, ‘Nee. Dit is Lafayette hier. Elks Lodge zei u toch?’ en: ‘Hoor 's meneer,