Tirade. Jaargang 31 (nrs. 308-313)(1987)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 194] [p. 194] Harry Mesterom Gedichten Eerste vlinder Struikelend over het groen, rusteloos van bloem tot bloem, de zoete afgrond proevend, op de rand waarvan het zo goed toeven is. Geen kelk die hij aan zich voorbij laat gaan; maar hoe hij ook inzoomt op wat wordt verbloemd, honing is alleen bestemd voor wie het hart van een bloem doorgronden kan. [pagina 195] [p. 195] Veldboeket Het veld, de bloemen en ik en de duizelingwekkende vaart waarmee wij bestaan. Eenmaal de afgrond genaderd, halen wij samen nog éen keer diep adem, om nooit meer verder te gaan. [pagina 196] [p. 196] Over het IJ Mee met de pont over het IJ, mee met de wind die wijd en zijd wegwaait van de werkelijkheid, om waar het water kant noch wal meer raakt een paar minuten te ervaren als een zee van tijd. Gekrijs van meeuwen ten afscheid; een oogwenk, een zakdoek, een hand die wuift. Geen land in zicht dan de overzij. [pagina 197] [p. 197] De heimweetunnel De heimweetunnel gaat gebukt onder zeer diepe schaduwen. Opklapbedden vol narcissen aan weerszijden van de ingang. En jij, desnoods met ogen op je rug, terug, totdat je niet meer verder durft. [pagina 198] [p. 198] Oorsprong Ontspring eer je begint. Verzin dat je het zelf bent die dit zegt. Gevangen in je eigen web, dat de wereld omspant als de bittere pil door de heilige mestkever uit de binnenzak van het heelal gerold. Til er niet te zwaar aan, Atlas! Vorige Volgende