Tirade. Jaargang 29 (nrs. 296-300)
(1985)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 508]
| |||||||||||||||||
WeerwoordIn Tirade 298 opponeerde ik tegen een Russische Notitie van Charles B. Timmer, handelend over een zin uit de memoires van Alexander Herzen. ‘Hij loog niet, maar zijn waarheid kostte hem niets’, schreef Herzen over de dichter Georg Herwegh. Herzens manuscript vertoont evenwel schrap- en verbeterwerk (ook een tussenzin is doorgekrast), resulterend in de tekst: ‘hij loog niet, maar dat verplichtte hem nergens toe’. Voor Timmer was dit reden om van een ‘mysterie’ te spreken: waarom liet Herzen zijn aanvankelijke opmerking vallen? En het duister verdichtte zich nog: twee Herzen-edities, waarin de geschrapte tekst is bewaard, hebben niet ‘zijn’ maar ‘de’ waarheid. Mij leek de omstandigheid dat deze tekst bewaard is in de twee edities een dieper mysterie. In Timmers duisternis zag ik wel licht; ik kwam tot de conclusie dat hij een verkeerde oplossing aandroeg voor een niet bestaand raadsel. Niet alleen het bloedstollende relaas van mijn denkwerk is te vinden in Tirade 298, maar ook Timmers reactie. Hij is niet overtuigd. Timmer noemt mijn stukje ‘scherpzinnig, maar wel sterk filologisch gericht’. Hij bedoelt hier kennelijk iets denigrerends mee; zie ook zijn opmerking, dat het probleem niet op te lossen is ‘door faciele vergelijkingen binnen het kader van een formele filologie’. ‘Faciel’, ‘formeel’, het wil zeggen dat ik niet op de inhoud van Herzens woorden heb gelet. Dat blijkt ook aan het slot, waar Timmer schrijft dat ik ‘de betekenissen van het tussenliggende niet heb gepeild’, ‘de signalen niet heb gezien’ en de ‘Chiffren niet heb gelezen’. Kortom, ik heb niet begrepen waar Herzens woorden nu eigenlijk op sláán. (Waar ze op slaan, n.l. op het drama dat er | |||||||||||||||||
[pagina 509]
| |||||||||||||||||
figuren als Herwegh rondlopen, die lafhartig verraad plegen en de revolutie alleen maar met de mond belijden, zet Timmer opnieuw- zijn eerste stuk recapitulerend - uiteen.) Timmer bedoelt blijkbaar, dat wanneer wèl rekening wordt gehouden met deze achtergrond van Herzens woorden, mijn redenering niet meer opgaat. Het was dus verspilde scherpzinnigheid. Nu lijkt het mij niet zo scherpzinnig om de betekenis en de context van een zin te negeren, als ze onmisbaar zijn voor het betoog. Het is alsof Timmer niet onder de logica van mijn redenering uitkon en zich daarom wel verplicht voelde hem ‘scherpzinnig’ te noemen - om vervolgens die scherpzinnigheid te kleineren als ‘oppervlakkig’. Dat hij overigens in dit verband de term ‘filologisch’ gebruikt, waarmee hij ook zoiets schijnt te bedoelen als ‘oppervlakkig’ of ‘puur technisch’ (terwijl hijzelf de kwestie ‘semantisch’ wil benaderen) is niet juist. Filologie is juist de bestudering van teksten in de ruimste zin, waarbij geen enkel aspect dat de betekenis kan verhelderen mag worden genegeerd - terwijl semantiek uitsluitend de leer is van de betekenis van de afzonderlijke woorden. Maar het gaat er nu om of Timmer heeft aangetoond, dat mijn redenering - gelet op de bredere context en de diepere achtergrond van Herzens opmerking - niet klopt. Dit nu toont hij volstrekt niet aan. De conclusie dat ik er niets van heb gesnapt is volkomen uit de lucht gegrepen. Timmers punten 7 en 8, waarin hij nadere informatie geeft over het ms, de edities en de afschriften, staan buiten de polemiek en kunnen nu dus buiten beschouwing blijven. Mijn betoog wordt door hem bestreden in punt 1 t/m 6. Ik had geschreven:
| |||||||||||||||||
[pagina 510]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
[pagina 511]
| |||||||||||||||||
Ik concludeer dat Timmers tegenargumentatie van a tot z heeft gefaald. Zijn opmerking dat ik betekenissen, signalen en Chiffren niet heb gepeild, gezien en gelezen blijft een loze bewering. Tot slot wil ik opmerken dat ‘hij spelde je niet wat op de mouw’ door Timmer verkeerd wordt gespeld. Carola Kloos | |||||||||||||||||
SlotwoordIk schreef in Tirade nr. 298, p. 381: ‘Wanneer ik de zin “Hij loog niet maar dat verplichtte hem nergens toe” los van het geschrapte vervolg, dus geïsoleerd bekijk, zoals die nu in de Academie-uitgave staat, dan valt mij op dat wat ik lees eigenlijk wartaal is.’- Iedereen in dit land die nog nauwkeurig kan | |||||||||||||||||
[pagina 512]
| |||||||||||||||||
lezen en over het gelezene kan nadenken zal de juistheid hiervan beamen. Wat ik schreef wordt niet ‘op flagrante wijze ontkracht’ door mijn interpretatie van ‘Hij loog niet’ met: ‘hij was echt revolutionair gezind’ - dit verandert niets aan de zaak. Wanneer ik zeg: ‘H. van Galen Last is heel Fransgezind maar dat verplicht hem nergens toe’, is mijn toevoeging even zinloos als een blindedarm. Dat hij zijn bespiegelingen over Franse tijdschriftartikelen geregeld in nrc blijft spuien komt niet door een uit zijn gezindheid voortspruitende ‘verplichting’ maar door afspraken met de redactie van nrc . Een ander voorbeeld: ik schrijf: ‘A. vond de opmerking van B. scherpzinnig maar dat verplichtte hem nergens toe’. - ‘Nee toch?’ denkt de lezer, ‘dus niet tot een levenslange jaarwedde aan B.?’ Met iemand die het verschil niet begrijpt tussen ‘... maar zijn waarheid kostte hem niets’ - wat regelrecht naar de figuur van Horace en de roman van George Sand leidt en ‘... maar de waarheid kostte hem niets’ - wat nergens toe leidt - is het voor mij moeilijk verder van gedachten te wisselen. Daarom sluit ik deze discussie en besluit mijn kennismaking met mijn lieftallige opponente (nb. dit verplicht mij nergens toe!) met mijn verontschuldiging dat ik in verband met haar het woord ‘scherpzinnig’ heb gebruikt - ik neem het berouwvol terug; met mijn dank voor de door haar gesignaleerde drukfout ‘spelde’ - moet natuurlijk zijn ‘speelde’Ga naar voetnoot*; met aanhaling van de dichtregel van Horatius die Hildebrand als motto gebruikte voor zijn Camera Obscura: ‘nec lusisse pudet, sed non incidere ludum’. Charles B. Timmer |
|