Tirade. Jaargang 28 (nrs. 290-295)(1984)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 242] [p. 242] Jan Zitman Gedichten in vertaling Poetry international Terug in Rotterdam van weggeweest meende ik: alles bleef hier bij zijn leest. Bussen en trams met bordjes Feijenoord, het volk hing met de benen buitenboord. Voetbal dus, dacht ik. Voor de zekerheid toch maar gevraagd. De man sprak vol verwijt: ‘Knul, waar komt jáái in jeizisnaam vandaan? Het wordt bloed aan de paal, want het zal gaan over “la loi de l'effort converti” tussen Komraai en 'n Spaanse evenkie.’ De krantenjongens schreeuwden: ‘Lááste nieuws! Turkse dichter baart opzien! Interviews met Neiderlânse schraaivers!’. En verdomd, de kranten vlogen weg, wat ik je bromt. (Naar ‘Glasgow 1960’ van Hugh MacDiarmid) [pagina 243] [p. 243] Op de ontsnapping van een vriend aan de verdrinkingsdood voor Holland's kust Kwam koud die zee op bij Katwijk die zijn graf voor hem dolf langszij terwijl hij zich wild vocht naar de kust, maar voorlangs sloeg de golf brandingzwart hem terug en hij zag zijn kastelen bouwende zoon op het reddende strand. Toen rees het wuivende duin voor het laatst voor zijn oog. En hij schreeuwde het uit, maar een klauwende luim van de zee smoorde de angstkreet waarin hij verdronk als een stervende vlieger. En zij, die naast haar zoon op het zandloperzand in slaap verzonk, werd gewekt door wie wist dat dit het uur nog niet was en die haar de dood in de ogen liet zien van die haar zoon verwekt had. Op sprong zij en wierp zich in de muil van het monster waar hij zijn leven al sloot voor haar die zo rijk hem gebed had. Maar zij dreef zich door zijn verdrinken als Orpheus en trok aan zijn haren terug haar ontsnappende bruigom. En op het strand stond lachend hun zoon die toch bijna een wees was. Toen lagen de drie terneer op dat koude zand, ieder de ander houdend bij een levende hand. (Naar ‘On a Friend's Escape from Drowning off the Norfolk Coast' van George Barker) Vorige Volgende