Tirade. Jaargang 28 (nrs. 290-295)(1984)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 203] [p. 203] Toon Tellegen Gedichten Nocturne Soms is het stiller en stoffiger dan ooit en valt er pas met de grootste moeite wat licht op één hoekje van een vensterbank en verschijnt er daar een kamerplant of een vaas met wazige seringen. Misschien schuift er nog een restje licht lankmoedig naar een tafel, aarzelt voor een schrift, misschien springen een paar woorden daar geschrokken overeind, zien eindelijk wie hen daar schrijft. Maar buiten gaat de zon nog gitzwart onder, twinkelen de sterren nog als zwarte vonken, hult elk vuurvliegje zich nog in rook. Soms gloeit er nog even iets na, verlicht de donkerste dingen, stof, torren, hoeken. [pagina 204] [p. 204] Een wandelaar De zon schijnt, maar eigenlijk schijnt de zon ook niet en stormt het. In het park vallen de bomen. Een wandelaar struikelt en raakt bedolven onder de bomen, maar hij had kunnen weten dat het mooi weer is en dat hij op een bankje zit en dat het boek waarin hij leest iets anders is, een wolk misschien, de geur van hooi of vochtig mos. Hij zet zijn kraag op, hij schenkt zichzelf een kopje thee in, hij peinst en zoekt naar zijn woorden, verdwijnt met zijn woorden langs een trap, en terwijl de avond voorzichtig valt loopt hij naar huis. Maar eigenlijk ligt hij daar nog in het gras en wordt hij nog niet gevonden. Sommige parken zijn onvindbaar of vallen uiteen bij het minste gerucht of zinnen terloops op wraak. [pagina 205] [p. 205] De terugweg Er is een terugweg, iemand loopt daar in de regen en herinneringen zweven daar als los zand door elkaar, iedereen schijnt daar langs te komen, de wind blaast daar dor en een beetje uitgeraasd, en de stenen daar zijn scherp en verraderlijk Het is een smalle weg die nergens heengaat, soms kruist hij een kanaal met gezonken boten in het midden en populieren roerloos langs de kant, of laat hij een veerhuis zien waar iemand voor een raam staat aan één van beide schaduwzijden. Het is een platte weg onder een donkere lucht, soms lijkt hij op een heenweg, iemand begint te hollen, holt steeds harder. [pagina 206] [p. 206] Soms neem ik mij voor... Soms neem ik mij voor om ergens een streep onder te zetten, maar ik weet niet waaronder en onder die streep is het donker en nietig, dan denk ik dat alles zo zal blijven als het altijd is, maar ik weet niet hoe alles altijd is en sla mijn ogen neer. Soms sta ik op het punt om te vertrekken, binnen, in het schemerlicht. Vorige Volgende