Tirade. Jaargang 26 (nrs. 272-283)(1982)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 692] [p. 692] Cees van Hoore Zes gedichten Hotel Lansersee Het feest speelde zich elders af maar ik at van dezelfde schalen. Bijna onaangeroerd kwamen hors d'oeuvres terug. De zilte nasmaak van garnalen spoelde ik weg met wijn die bovenaan stond op de kaarten. Alles liet ik blinken daar. Mijmerend soms wreef ik hun kussen van de glazen. Toch was er wrok in mij, en ijdelheid die met wat restte geen genoegen nam. Hevig verlang ik er nu naar: eenvoudig werk waarbij ik zingen kan. [pagina 693] [p. 693] The Dusit Thani hotel De hitte wordt al minder. 's Nachts brengt de zeewind enige verkoeling. We liggen naakt op klamme lakens. Erover spreken is zelfs te vermoeiend. De ruzie naast ons eindigt in gesnik, gerucht van mensen die zich rusteloos in bed omkeren. Later - je slaapt - zwermen hun woorden uit het Lotusveld. Zacht, maar dringend, dit gesprek. Als een poging tot souffleren. [pagina 694] [p. 694] Mei Onverwacht en vreemd uitbundig is haar bloei. Wat protserig wellicht zo'n overvloed van nuffig rose dat met haar leeftijd vloekt maar toch: bewondering overheerst voor wat leek weg te kwijnen op zulke schrale grond. We zijn opgestaan vannacht om te gaan kijken of zij haar geluk nog dragen kon. [pagina 695] [p. 695] Rek Onhandig erfstuk, meegezeuld van huis naar huis, stond kreunend in de wind van kuiser' tijden. Zette zich schrap na weer een zoon, werd teruggevonden in verwilderd gras, vol worm, één poot verbrijzeld. Nu zwaait de opkoper zijn bijl. Het wordt als brandhout meegenomen. Ah, bitter lot! Wie stond ooit zo belangeloos ten dienste van het schone? [pagina 696] [p. 696] Draadloos Het zeurde voort over een windstil oppervlak. Hoe ik ook prevelde om golven; op zijn stil commando koerste het gedwee. Het liep niet vast, wou niet vergaan. Zo wordt het vijvertje waarop mijn leven drijft ook nooit een zee. [pagina 697] [p. 697] Verguld Trillers, loopjes, de verrukkelijkste aubades buitelen de kamer in nu ik naast haar lig en zie hoe zij ontwaakt. Benijdenswaardig toch die geestdrift voor het alledaagse; zo te kunnen zingen, alleen omdat de zon je kop verwarmt, je veren nog wat glimmen laat. Vorige Volgende