Tirade. Jaargang 26 (nrs. 272-283)(1982)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 180] [p. 180] Frank Koenegracht Drie gedichten ... Mijn moeder kwam de trap af in haar peignoir genaamd Ook Dat Nog. Benzine zat, geld genoeg, dat was het niet. Het was het kompas dat zoek was. Een hoofd vol najaar en wespen. Van alles de snelle bezinking in sinistere tintelingen en schaduwrijken. Ik schreeuwde harder dan ik dacht, zodat mijn stem naarbuiten vloog en daar tussen twee oude scholen door tegen een muurtje sloeg en uitvloeide, nadat hij brak. [pagina 181] [p. 181] Wimper epigram Hij is zo gevoelig dat hij van zijn eigen wimpers schrikt. Hij wil kapitein zijn op een schip dat hij kan dragen, zodat hij in geval van storm naar huis kan rennen over de reeds roerige zee. [pagina 182] [p. 182] De gasvlag Ik open de vergadering. Het is niet toegestaan te spreken want ik ben moe tot op mijn botten en luister niet. Ik weet een fort waarboven de wind stilzit, de gracht gevuld met blaren en oude snoeken die nog denken. Het is niet meer de vraag of wij dat zijn en dit juist is, of slecht maar vergefelijk. Er is geen vraag. Ik zou willen dat de secretaris ophield met bloeden. Er is geen bloed. De wegen rennen rond als dode hanen. U bent geboren, u moet leven in precies zoveel verbijstering als voorgeschreven. Voort klappert de gasvlag. Vorige Volgende