Tirade. Jaargang 26 (nrs. 272-283)
(1982)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
H.F. Cohen
| |
[pagina 6]
| |
-beperkingen die dit begrip inhoudt? En als zij dat inderdaad is, of juist niet is, welke gevolgen heeft dat dan voor de manier waarop de Westerse wereld met haar om zou moeten gaan? Is, kortom, van de Sowjet-Unie te verwachten wat één van de Amerikaanse deelnemers haar in een treffende formule voorhield: ‘The Soviet Union would be well advised to exercise imperial restraint’? Veel van de in de Westelijke wereld gevoerde of voorgestelde politiek gaat inderdaad al dan niet stilzwijgend van de veronderstelling uit dat de Sowjet-Unie tot een dergelijke ‘een grootmacht passende zelfbeperking’ in staat en bereid is. Zo is aan Westerse kant de grondgedachte van de sedert een kleine tien jaar tussen navo en Warschau-pact gevoerde mbfr-onderhandelingen, dat de Sowjet-Unie bereid zou zijn van haar grote conventioneel-militaire overmacht in Europa een meer dan proportioneel aandeel in te ruilen tegen geringere Westerse reducties teneinde aldus een gemeenschappelijk plafond te bereiken. Of, ander voorbeeld, het ten onzent recentelijk zo aan de weg timmerende genootschap dat namens Nederlands christenen van paniek politiek probeert te maken, beweert officieel het eenzijdig kernwapenvrij maken van Nederland slechts te bepleiten op grondslag van de verwachting dat aansluitend in het Oostblok, dus met instemming van de Sowjet-Unie, door tenminste één land eenzelfde stap zal worden gezet. Dat zou inderdaad nog eens ‘imperial restraint’ zijn: de Sowjet-Unie, door het moedige gebaar van Nederland van zijn angst voor navo-agressie verlost, en overtuigd geraakt van de oprechtheid van de vredeswil ter Westerzijde, kan zich nu zelf een bescheiden ontwapeningsstap veroorloven, en kiest daartoe als pendant van Nederland in het Oostblok uit... ja welke satelliet? Polen soms?
Laten we eens naar Polen kijken, en naar de crisis die daar sinds juli 1980 acuut is geworden, en ons afvragen of de houding die de Sowjet-Unie in die crisis inneemt van ‘imperial restraint’ getuigt. Wat zijn de voornaamste ingrediënten van die crisis? Ten eerste het volledige falen van de partijleiding. Wat er aan vertrouwen in haar van de kant van de Poolse bevolking ooit mag zijn geweest is ze kwijtgeraakt: door de landbouw grondig te verwaarlozen met als | |
[pagina 7]
| |
gevolg een minieme bereidheid van de boeren om meer dan voor eigen behoefte te produceren (samen met het voornamelijk op in-de-rij-staan ingerichte distributiesysteem dè oorzaak van het nu heersende voedselgebrek); door in tien jaar 25 miljard dollar aan Westerse kredieten te verjubelen door ze te besteden aan zinloze investeringen en eigen verrijking; door keer op keer na de stakingen en al dan niet met geweld beantwoorde opstanden of aanzetten daartoe van '56, '70 en '76 beterschap, liberalisering en luisteren naar de wensen van de bevolking toe te zeggen zonder zich daar ooit aan te houden. In augustus '80 kreeg de partijleiding de rekening gepresenteerd in de vorm van de oprichting van de onafhankelijke vakbeweging ‘Solidariteit’, wier oprichters, de stakers van Gdansk, als voornaamste doel voor ogen hadden om, meer dan de rk kerk ooit had kunnen doen, toe te zien op de uitvoering van de beloften die de partijleiding nu voor de vierde maal had gedaan in de hoop daarmee de stakers, als tevoren, weer aan het werk te krijgen. Altijd had ze die beloften weer verbroken zodra het aanvankelijke stakings-elan tot bedaren was gekomen en de druk vanuit de bevolking zoal niet verdwenen, dan toch weer diffuus geworden was. Maar nu zorgde Solidariteit, met al spoedig een 10 miljoen leden, voor als het ware de institutionalisering van dat elan ook na de stakingsgolf, om zo vanuit een duurzamer machtspositie de uitvoering van de gedane beloften te controleren. Normaal was die gang van zaken natuurlijk niet, hoe groot tegenover de oude toestand van complete machteloosheid afgewisseld met incidenteel en ongearticuleerd verzet de winst van de oprichting van een onafhankelijke vakbeweging ook was. Normaal zou zijn geweest dat de communistische partijleiding, wier Leninistische pretentie van de leidende rol in de samenleving te vervullen zo totaal hol was gebleken, van de macht afstand had gedaan en de regering had overgedragen aan de nu tot articulatie van wat in de bevolking leefde gekomen nieuwe vakbond onder leiding van het unieke politieke talent Walesa. Maar de partijleiding deed dat niet - kon dat ook niet doen, want daarmee had ze stellig een Russische invasie uitgelokt, zoals ook Solidariteit blijk gaf te beseffen. Dus kwam het tot een hoogst onduidelijk compromis, dat keer op keer opnieuw uitonderhandeld en herbevestigd moest worden maar toch onmogelijk duur- | |
[pagina 8]
| |
zaam kon zijn. Want de partijleiding zat muurvast tussen Solidariteit, dat de partij bleef houden aan de toegezegde economische en maatschappelijkpolitieke hervormingen, en de economische toestand die die hervormingen dringend nodig maakte aan de ene kant, en aan de andere de Sowjetpartijtop die via regelmatig herhaalde dreigementen duidelijk maakte dat zij, als altijd, de daadwerkelijke uitvoering van die hervormingen zag als het opgeven van het Leninistisch dogma van de leidende rol van de partij. Gevangen in dit onmogelijke dilemma van wel te moeten maar niet te mogen hervormen heeft de Poolse partijleiding geprobeerd zich eruit te redden door Solidariteit, in haar geheel of haar meer radikale (d.w.z. de partijleiding nòg meer wantrouwende) deel, voor de door de partij zelf veroorzaakte ineenstorting van de economie verantwoordelijk te stellen. Maar die speculatie op het slechte geheugen van een zo geschiedbewust volk als het Poolse ging niet op. Ook slaagde de partijleiding er niet in Solidariteit in een positie te manoeuvreren waarin de vakbeweging zelf, of tenminste de voorzichtige meerderheid rond Walesa wèl tegenover de bevolking verantwoordelijkheid voor het regeringsbeleid zou dragen zonder dat ze daadwerkelijke zeggenschap in de bepaling ervan kreeg. Intussen brokkelden de restanten van het partijgezag steeds verder af: tal van partijleden sloten zich bij Solidariteit aan, wat hen vaak op royement kwam te staan; hele partijafdelingen begonnen zich aan de Leninistische hiërarchie te onttrekken en zèlf initiatieven te ontplooien in plaats van op ‘demokratisch-centralistische’ wijze orders van boven af te wachten; de nieuwe partijsecretaris Kania, die Dubcek-achtige trekken begon te vertonen, werd afgezet en, unicum in de geschiedenis van de communistische beweging, door de opperbevelhebber van het leger, premier en minister van defensie Jaruzelski afgelost. Midden december '81 volgde dan, als klaarblijkelijk laatste poging een rechtstreekse Russische invasie te voorkomen, de militaire staatsgreep van Jaruzelski, waarbij zowel partij als vakbeweging als machtsfactor werden uitgeschakeld, en erop gegokt werd dat de bevolking door het nog altijd aanwezige prestige van het leger, door het rigoureuze van de ingreep en het afschrikwekkende van het enig overgebleven alternatief voldoende geïmponeeerd zou worden om weer aan de slag te gaan en zo althans de | |
[pagina 9]
| |
meest acute economische crisis - die van een winter met hongersnood - te overwinnen. Van de vraag of die gok slaagt valt op het moment van schrijven van dit artikel nog niet veel meer te zeggen dan dat, indien ja, daarmee een in de lange wereldgeschiedenis van de militaire staatsgreep vrijwel uniek succes zou zijn behaald.
Getuigen de hier heel schetsmatig aangegeven gebeurtenissen in Polen van de afgelopen anderhalf jaar nu van Russisch ‘imperial restraint’? Nee, natuurlijk. Met die constatering bedoel ik niet eens dat het reëel zou zijn van de Sowjet-Unie te vergen dat ze, na het totale failliet van haar Poolse stadhouders, het Poolse volk de vrijheid zou hergeven, óók om desgewenst uit het Warschaupact te treden en een demokratisch, neutraal of zelfs pro-Westers land te worden. Een dergelijke stap kan van geen grootmacht worden verwacht, die uit de aard van zijn grootmacht-zijn geen vijandschap of onrust in zijn grensgebieden hebben kan. Maar de paradox van de Sowjet-bezetting van Oosteuropa is nu juist dat de rust die de Sowjet-Unie daardoor op het eind van de jaren '40 had gehoopt te verkrijgen in het haar vijandig gezinde ‘cordon sanitaire’ van vóór de Tweede Wereldoorlog, op deze wijze niet te verwerven blijkt. Zou niet, puur vanuit het welbegrepen eigenbelang van de Sowjetrussische grootmacht zelf geredeneerd, een soort ‘Finlandisering’ van Polen, en later eventueel van andere Oosteuropese satellieten, een veel doeltreffender middel zijn voor de Sowjet-Unie om een gordel van in rust verkerende, buitenlands-politiek primair zich naar Moskou richtende landen te verkrijgen? Een ‘Finlandisering’ van Polen zou ongetwijfeld een verdere beperking van souvereiniteit met zich meebrengen dan de Finnen zelf is opgelegd, bij wie de Sowjet-Unie zich in de regel tevreden stelt met een soort repressief toezicht op het buitenlands beleid, op de keuze van de politici die dat beleid uitvoeren en op de grenzen waarbinnen de Finse pers er kritiek op mag uitoefenen. Militair zou de verbinding van een gefinlandiseerd Polen met de Sowjet-Unie stellig nauwer blijven, maar de Sowjet-Unie zou verlost zijn van de band met en de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het wanbeleid van de Poolse cp die nu afdoende bewezen heeft de regering over Polen niet te kunnen uitoefenen. | |
[pagina 10]
| |
Zelden heeft een grootmacht zich zó met een falend bewind in een buurland verbonden, en zijn eigen gedrag daardoor zó afhankelijk gemaakt van de houding tegenover dat bewind van een haar bezetters hatende en verachtende bevolking. Want mislukt Jaruzelski's laatste wanhoopspoging de bevolking weer in het gareel te krijgen, dan zijn de Russen door de logica van hun eigen positie gedwongen tot de rechtstreekse invasie die ze nu al anderhalf jaar lang om goede redenen hebben nagelaten uit te voeren, en zetten zij alle winst op het spel die ze aan de periode van ‘ontspanning’ met het Westen hebben overgehouden, hun globale militaire voorsprong zogoed als de Westerse kredieten en technologieën die hen in staat stellen de konsekwenties van het eigen economisch wanbeleid te ontlopen. Zo ooit, zou men zeggen in het aangezicht van deze keten van voor de Sowjet-Unie hoogst onaangename ‘Sachzwänge’, dan nu ware het uitoefenen van ‘imperial restraint’ de voor de hand liggende uitweg uit de zelf (dat wil zeggen: door Stalin in '45-'48) geschapen moeilijkheden.Ga naar eindnoot2 Me dunkt, voor al wie mèt het ikv en dergelijke organisaties en bewegingen zijn hoop heeft gesteld op de bereidheid van de Sowjet-Unie tot het reproduceren van eenzijdige-bewapeningsinitiatieven, ligt hier een voor de hand liggende test-case. Als de Sowjet-Unie al niet tot een zekere vrijwillige machtsbeperking bereid is in een geval waarin dat haar machtspositie op de iets langere termijn alleen maar tot voordeel kan strekken, hoe kan men dan ooit verwachten dat zij zich vrijwillig zal beperken ten koste van haar machtspositie, namelijk door een deel van haar militaire capaciteit in te leveren in ruil voor een al bij voorbaat geleverde tegenprestatie? Het is hier dat de kern van de zaak ligt: de aard van het Sowjet-bewind is zodanig dat het tot geen vrijwillige machtsbeperking ooit in staat is, zelfs als het daar alleen maar bij zou winnen. De enige vorm van machtsbeperking die het kent is de door tegenmacht afgedwongene. De grond hiervan ligt in de Russische historie waaruit de huidige tsaren voortkomen, en in de kern van de Leninistische leer die hun gehele politieke handelen doortrekt. Die kern is - zoals door De Kadt al in 1935 uitvoerig is aangetoondGa naar eindnoot3 - het vasthouden tot het uiterste aan elk eenmaal verworven stukje macht, de remloze toepassing van geweld als andere middelen om de eigen machtspositie te handhaven zijn uitgeput, het tot ‘onomkeerbaar’ verklaren van elke | |
[pagina 11]
| |
nieuwe verovering. Al het andere van de Leninistische leer is òf taktiek, òf ideologie, rituele formule, woordenkraam waarmee de totalitaire heerschappij en de imperialistische doelstelling humanistisch worden aangekleed. Het wezen van de leer is, kortom, nu juist de fundamentele onwil tot ‘imperial restraint’. Alleen díe kern is echt, en díe maakt het pathologische van de Sowjet-Unie uit, en de reden waarom het een illusie is van haar iets als imperiale zelfbeperking te verwachten. En de vraag doet zich voor of wij in het Westen op den duur met een dergelijke grootmacht op één planeet vreedzaam naast elkaar kunnen bestaan? Eenmaal eerder in de geschiedenis is die vraag aan de orde geweest, en het van 1939 tot 1945 gegeven antwoord luidde: nee, de nationaal-socialistische machtsbasis is een dusdanig pathologisch geval dat hij met militaire middelen moet worden uitgeroeid, wil van een ook maar relatief vreedzaam bestaan der niet-pathologische staten in de wereld ooit weer sprake kunnen zijn. Maar nu, veertig jaar later, nu opnieuw een tot ‘imperial restraint’ constitutioneel ongeschikte grootmacht de militair sterkste macht op aarde is geworden, nu doet diezelfde vraag zich onder twee beslissend gewijzigde aspecten voor. Het ene is natuurlijk de kernbewapening, die de Sowjet-Unie onkwetsbaar heeft gemaakt voor het soort oorlog dat tegen het nationaal-socialistische Duitsland nog kon worden gevoerd, en die trouwens nooit gevoerd zou zijn als Hitler hem niet zelf tot het uiterste had uitgelokt. Ook wanneer men van mening is dat op de lange duur een vreedzaam samenleven met de Sowjet-Unie niet mogelijk is, omdat er geen duurzame rem aanwezig is op haar streven naar wereldheerschappij, intern zomin als extern, zou toch het voeren van een oorlog tegen de Sowjet-Unie dat probleem onmogelijk kunnen oplossen omdat daarna van enige zinvolle vorm van samenleven überhaupt geen sprake meer zou zijn. Het andere is het feit dat de Sowjet-Unie het onvermogen tot ‘imperial restraint’ wel met het nationaal-socialistische Duitsland gemeen heeft, maar daarbij een in een aantal belangrijke opzichten heel ander type politiek voert. Hitler had haast; hij wilde (zie Sebastian Haffners verhelderende Anmerkungen zu Hitler) zijn doelen nog tijdens zijn leven bereikt zien, en trachtte dus zo strikt mogelijk te opereren in overeenstemming met een | |
[pagina 12]
| |
van te voren opgesteld plan ter verovering van, om te beginnen, het gehele Europese vasteland. Russische politici hebben veel meer geduld; zij zijn gewend met lange termijnen te opereren. Er is geen reden om aan te nemen dat ergens in het Kremlin een ‘master-plan’ gereed zou liggen hoe zij zich de verovering van de wereldheerschappij voorstellen: in die zin heeft er nooit een Sowjet-pendant van Mein Kampf bestaan. Maar wel zijn de Sowjet-leiders bij uitstek gespitst op het benutten van mogelijkheden tot machtsuitbreiding die zich voordoen overal daar waar voldoende tegenmacht ontbreekt, en op het zelf naar vermogen bijdragen tot het ontstaan van zulke mogelijkheden. Politiek is voor hen - wezenlijkste neerslag van wat Lenin uit het Marxisme gemaakt heeft - een rekensom, het vergelijken van de eigen macht met de feitelijk of potentieel aanwezige tegenmacht, en het doorrekenen van de konsekwenties van de inzet ervan. Daarmee is niet gezegd dat er niet van tijd tot tijd geweldige rekenfouten gemaakt worden: de inval in Afghanistan, eind december 1979, is er een voorbeeld van. Maar kenmerkend voor het Russische gebrek aan ‘imperial restraint’ is dat daar geen vrijwillig terugtrekken op volgt, onder achterlating van een regime dat, als reeds onder de koning, onder Daud, Taraki en Amin het geval was, de Sowjet-Unie weliswaar geen strobreed in de weg legt, maar tenminste niet rechtstreeks onder Moskou's bevelen staat. Integendeel, hoe weinig de invasie tot nu toe de Sowjet-Unie ook heeft opgeleverd, de gewelddadige oplegging van het satelliet-regime wordt door haar tot ‘onomkeerbaar’ verklaard. Grootmachten die geen ‘imperial restraint’ kennnen, vormen een in de wereldgeschiedenis nieuw type. Ook de meest tyrannieke ‘Oosterse despotieën’ legden zich in hun betrekkingen met de buitenwereld zekere vrijwillige beperkingen op, niet primair uit humanitaire overwegingen of vanuit een demokratisch gevoel voor interne ‘checks and balances’, maar uit welbegrepen eigenbelang (misschien vormt het kortstondige, nooit tot eenheid geworden rijk van Dzjenghis-Khan hierop een uitzondering). Pas de 20e eeuw heeft het aanzijn gegeven zowel aan de technologische verworvenheden op het terrein van bewapening, communicatie, enz. die van grootmachtpolitiek in onze tijd noodzakelijkerwijs wereldpolitiek maken, als aan de totalitaire ideologieën van de ongebreidelde machtsuitoefening. | |
[pagina 13]
| |
En de vraag of vreedzaam samenleven met een grootmacht van dit nieuwe type op den duur tot de mogelijkheden behoort, doet zich nu aan ons voor in een situatie waarin die grootmacht voor het eerst een militair overwicht heeft verworven.
Het antwoord op de gestelde vraag kan in eerste instantie alleen door de Verenigde Staten worden gegeven. De Westeuropese bondgenoten kunnen meedoen, remmen, of saboteren, maar ze kunnen niet zelf de richting aangeven waarin het antwoord op dit meest wezenlijke van alle actuele politieke problemen gezocht moet worden. ‘Meest wezenlijke’, omdat het uiteindelijk gaat om de vraag of onze wereld een in hoofdzaak open en demokratische zal zijn, dan wel een gesloten totalitaire met, wie weet, ergens nog een eiland van demokratie op het continent van Noord-Amerika. Men kan niet zeggen dat de vs erg consistent zijn geweest in hun antwoord op deze vraag, zeker niet in de periode na de Cuba-crisis, toen de Sowjet-Unie, vastbesloten de bij die gelegenheid afgedwongen terugtocht de laatste te doen zijn, begon aan het veroveren van de militaire superioriteit die ze nu èn conventioneel, èn taktisch-nucleair, èn strategisch bezit.Ga naar eindnoot4 Steeds overwoog het typisch Amerikaanse optimisme dat al tijdens de Tweede Wereldoorlog Roosevelt in Stalin vooral een Uncle Joe had doen zien met wie uiteindelijk wel zaken te doen viel. Een dieptepunt bereikte deze lichtzinnigheid uit gebrek aan kennis van de tegenstander tijdens het presidentschap van Carter, die een hele reeks eenzijdige zelfbeperkingen afkondigde: de b-i bommenwerper geschrapt, de mx-raket uitgesteld, de neutronenbom ingetrokken, zonder dat de Sowjet-Unie ook maar gevraagd werd hier iets tegenover te stellen. Nog tijdens Carters presidentschap heeft de Russische inval in Afghanistan - ongetwijfeld door dit soort gebaren mede uitgelokt - het falen van zijn beleid afdoende gedemonstreerd, en is het door de kiezers zo hard afgestraft dat op korte termijn voor een herhaling van althans dit volslagen ontoereikende antwoord op de Russische uitdaging niet behoeft te worden gevreesd. Veel interessanter was de eerder onder de presidenten Nixon en Ford ondernomen, vooral door Kissinger ontworpen poging om een uitweg te | |
[pagina 14]
| |
vinden uit het dilemma hoe in het nucleaire tijdperk met de Sowjet-Unie te leven. Kissinger hoopte om, op grondslag van de toen nog ongeveer aanwezige nucleaire pariteit, de Sowjet-Unie door een zorgvuldig geconstrueerd systeem van lokken en bedreigen (de methode van de ‘carrot’ en de ‘stick’) tot een normale grootmacht om te vormen, zich bewust van de voordelen van het uitoefenen van ‘imperial restraint’. Tot de lokkertjes behoorden Westerse kredieten en overdracht van technologische kennis aan de Sowjet-Unie; tot de bedreigingen het aanknopen door de vs van banden met China, en het geven van onmiskenbare signalen van een ‘tot hier toe en niet verder’ bij elke zich voordoende crisis, in het Midden-Oosten en elders. De ‘restraint’ van de Sowjet-Unie moest dan bestaan, en heeft inderdaad enige tijd lang bestaan, uit bijdragen aan de ontspanning in de vorm van terughoudendheid in de steun aan Noord-Vietnam, het sluiten van een verdrag over West-Berlijn, het doen van een beperkt aantal concessies ten behoeve van salt i, enzovoorts. Kissingers bedoeling was dat dit alles uiteindelijk zou leiden tot een Sowjet-Unie als gesettelde grootmacht, door zovele banden met de Westelijke wereld verbonden dat ze haar principieel-vijandelijke gezindheid tenslotte zou opgeven. Maar, hoe briljant Kissinger in zijn memoires The White House Years de geopolitieke gedachtengangen achter zijn politiek van ontspanning met de Sowjet-Unie ook beschrijft en verdedigt, vast staat toch dat die politiek op een mislukking is uitgelopen, en dat de Sowjet-Unie er uiteindelijk in is geslaagd de ‘carrot’ te nuttigen zonder de ‘stick’ te hebben behoeven te voelen. Met het falen van de ontspanningspolitiek zowel in zijn althans tweezijdig opgezette Kissinger-variant als in de van het begin af eenzijdige Carter-vorm, staat de regering-Reagan nu opnieuw voor hetzelfde dilemma waar ook zijn voorgangers een uitweg uit hadden gezocht. Eén mogelijke uitweg, waar enkele leden van de nieuwe regering, ook Reagan zelf, wel eens een toespeling op hebben gemaakt, is totnutoe nooit ernstig aan de orde gesteld en in zijn konsekwenties doorgedacht. Dat is de weg die ten onzent door J. de Kadt is bepleit in zijn De politiek der gematigden (1972). In De Kadts visie vloeit uit het wezen van het Sowjet-communisme onherroepelijk voort dat op lange termijn het perspectief van een vreedzaam samenleven een illusie is, het najagen waarvan geen ander resultaat kan | |
[pagina 15]
| |
hebben dan een steeds voortgaande verzwakking van de weerstandskracht van het Westen. Het Sowjet-imperialisme kan alleen worden tegengegaan door de basis ervan, het Sowjet-imperium zèlf aan te tasten. In het nucleaire tijdperk moeten daartoe andere middelen worden gehanteerd dan oorlog, die immers allen zou vernietigen. Tot die middelen behoren een herstel van het militaire evenwicht op alle niveaus; onderhandelingen over wapenbeheersing alleen op grondslag van een geloofwaardige dreiging dat de vs bij niet-inwilliging van hun voorstellen de Sowjet-Unie een wapenrace zullen opdringen die de laatste economisch niet aankan; onttrekken aan de Sowjet-Unie van alle economische en technologische steun. Het punt waar het hierbij om draait is het tot het uiterste benutten van de enorme superioriteit van het Westerse produktie-systeem boven de gecentraliseerde Sowjet-aanpak, of, anders gezegd, een zo grondig mogelijke confrontatie van de Sowjet-heersers met hun traditionele onvermogen om in de niet-militaire sector van hun economie iets anders dan de crisis in permanentie aan te richten. Aldus zou de Sowjet-leiding worden gedwongen, een keuze te doen in het dilemma dat ze zich maar al te goed bewust is, maar dat ze nu alsmaar in staat wordt gesteld te ontlopen: dat economische hervorming in de richting van een flexibeler, meer marktgericht systeem onverenigbaar is met de voortzetting van haar heerschappij, die met de centralisatie van alle beslissingen op één economisch hoofdkwartier onherroepelijk verbonden is. Het Westen redt de partijleiding steeds door met zijn kredieten, graanleveranties en andere steun de economische toestand nog net dragelijk te houden; valt die steun weg, dan zit de partijleiding klem, en kan ze de maatschappelijke druk in de richting van serieuze economische hervorming die haar eigen ondergang inleidt niet langer weerstaan. Het uiteindelijk perspectief van zo'n Westerse politiek is dus niet de Kissingeriaanse transformatie van de Sowjet-Unie in een stabiele en berekenbare grootmacht, maar veeleer de ondergang van het Sowjet-regime van binnenuit, als het ware een economische variant op Amalriks Haalt de Sowjet-Unie 1984? waarin de maatschappelijke dynamiek die tot die ondergang leidt primair aan de onderstelde onvermijdelijkheid van een oorlog tussen de Sowjet-Unie en China ontleend is. De Kadt bepleit, kortom, een politiek die mikt op de onmogelijkheid voor de Sow- | |
[pagina 16]
| |
jet-regering om duurzaam de verantwoordelijkheid voor het economisch wanbeleid te blijven dragen, zodat ze uiteindelijk de macht af zal moeten geven aan andere maatschappelijke groepen met een wat realistischer kijk op plaats en mogelijkheden van Rusland in de wereldGa naar eindnoot5. Wie ziet dat in Polen de aanleiding tot de militaire staatsgreep tenslotte in precies deze economische grond zijn oorsprong vindt, en zich realiseert dat op precies dit slappe koord de Chinese partijleiding met Teng Hsiao-Ping nu aan het dansen is, kan de hier geschetste visie moeilijk enig realisme ontzeggen. Zijn er nu aanwijzingen dat de regering-Reagan haar antwoord op de Sowjet-uitdaging in een dergelijke activistische politiek aan het zoeken is? Zoveel is zeker, dat minder dan enig voorganger uit het na-Cuba tijdperk deze regering geneigd lijkt zich van het probleem af te maken door maar weer te hopen op vrijwillige zelfbeperking van de kant van de Sowjet-Unie. Scherp lijkt ze te beseffen dat niets dan het demonstreren en zonodig inzetten van tegenmacht de Sowjet-Unie ooit tot zelfbeperking brengen kan. Géén hervatten van het ‘bruggenbouwen’ een half jaar na de invasie van Tsjecho-Slowakije als onder Johnson, géén gebaren als de weigering Solzjenitsyn op het Witte Huis te ontvangen als onder Ford-Kissinger, géén berenomhelzing met Brezjnjew bij de ondertekening van salt ii als verricht door Carter lijken nu op het programma te staan. Maar een actief, met alle middelen anders dan oorlog nastreven van de ondergang van het Sowjet-regime? In een enkel opzicht lijkt het erop. De vastbeslotenheid waarmee de inmiddels opgelopen nucleaire achterstand nu wordt weggewerkt wekt de indruk dat het bij Reagan om een ernstige politiek gaat die niet bij de eerste de beste tegenvaller in de economische conjunctuur weer wordt opgegeven. Aan het hoofd van de teams die zich met onderhandelingen over wapenbeheersing bezighouden zijn mensen gezet die over de Sowjet-Unie geen illusies koesteren, die niet gewend zijn voor intimidatie, bluf of paniekzaaierij opzij te gaan, en die een voorkeur hebben om vanuit een positie van kracht te onderhandelen. Daarmee is niet gezegd dat Nitze, het hoofd van de delegatie die sedert midden november bezig is in Genève de Sowjet-Unie tot ontmanteling van haar ss-20 raketten te bewegen, nu in een dergelijke positie zou ver- | |
[pagina 17]
| |
keren. Het enige dat hij de Russen in ruil kan aanbieden is dat de navo in 1983 niet zal overgaan tot plaatsing van wapens - 572 kruisraketten en Pershing-11 raketten - die ze nu niet heeft. Dat is een hoogst riskante vorm van onderhandelen, die alleen kans van slagen zou kunnen hebben als de Sowjet-Unie over de volstrekte zekerheid zou beschikken dat de navo bij mislukken van de onderhandelingen, d.w.z. bij een weigering van de Sowjet-Unie haar eenzijdig verworven voorsprong op dit terrein weer ongedaan te maken, die raketten inderdaad zal opstellen. En of dat zal gebeuren hangt af van de vastbeslotenheid van de Westeuropese regeringen, die op hun beurt zich het een en ander gelegen moeten laten liggen aan wat er in de verschillende bevolkingen aan meningen en gevoelens leeft. Aldus heeft de Sowjet-Unie door het navo-dubbelbesluit van december '79 een unieke kans gekregen om met haar gebruikelijke mengsel van intimidatie en propaganda de Westeuropeanen in zo'n paniek te brengen dat deze op eigen houtje de uitvoering van het dubbelbesluit verhinderen en zo de door de Sowjet-Unie verworven voorsprong bevestigen. En dat de Sowjet-Unie met deze campagne verder is gekomen dan ooit tevoren zouden 400.000 Museumpleinmarcheerders kunnen getuigen, gesteld dat ze enig begrip hadden voor wat de werkelijke gevolgen zullen zijn van wat zij en hun gelijkgezinden in West-Duitsland en elders bezig zijn aan te richten. Het dubbelbesluit, dat was aangenomen in de verwachting dat de volgorde van eerst onderhandelen en alleen bij mislukking daarvan de tegenwapens opstellen, i.p.v. eerst opstellen en dan onderhandelen, de Westeuropese volkeren wel zou overtuigen van de vredelievende gezindheid van het Westelijk bondgenootschap, heeft in feite de massale twijfel daaraan pas opgewekt en voor de Sowjet-Unie mobiliseerbaar gemaakt. Tel uit de winst van het onderhandelen vanuit een positie van zwakte! Tot eer van de regering-Reagan moet worden gezegd dat zij lang heeft geaarzeld met het aanvaarden van deze erfenis uit de Carter-periode, en daar pas toe is overgegaan toen duidelijk werd dat de Sowjet-Unie de propagandaveldslag aan het winnen was, zozeer zelfs dat de positie van Schmidt, nog altijd Amerika's beste en belangrijkste bondgenoot, er in groot gevaar door was geraakt. Met het tot uitgangspunt van de onderhandelingen maken van de nul-optie, d.w.z. het plaatsen van geen enkel tegen- | |
[pagina 18]
| |
wapen in ruil voor de ontmanteling van alle middellange-afstandsraketten aan Sowjetzijde, heeft Reagan nu in elk geval tijdelijk een zekere afkoeling der gemoederen bewerkt. Het belang van de hele episode ligt vooral hierin dat ze laat zien hoe vrijwel onuitvoerbaar onderhandelen met de Sowjet-Unie geworden is in de periode van de - door haar in alle rust opgebouwde! - militaire superioriteit. Vanuit die overmacht ligt nu in haar vermogen wat het Westen in de tijd van zijn nucleaire overmacht in de staten van het Oostblok nooit heeft kunnen doen: het mobiliseren van alle sluimerende pacifistische gevoelens in het Westen tegen de eigen onderhandelingspositie. Dat dit de werkelijke stand van zaken is, staat de regering-Reagan ongetwijfeld duidelijk voor ogen, hoe onhandig haar elkaar tegensprekende leden het besef hiervan vaak ook verwoorden, en tevens dat alleen het herstel van het globale militaire evenwicht de Westelijke wereld uit dit soort onhoudbare posities verlossen kan. Maar gaat ze verder in haar activisme, en probeert ze met economische middelen de stabiliteit van de heerschappij van de partijtop over het Russische volk en de talrijke niet-Russische volkeren binnen de Sowjet-Unie te ondermijnen? Daar is, nog steeds, geen sprake van. Van een Republikeins president die in Coolidge en Eisenhower veeleer dan in Truman zijn grote voorbeeld ziet is zoiets ook nauwelijks te verwachten. Reagan heeft kort na zijn inauguratie wel eens laten doorschemeren dat hij de desintegratie van het Sowjetrijk aanstaande acht, maar dat is dan klaarblijkelijk een spontaan proces waar het voortzetten van de Westerse kredietverlening en technologieoverdracht zo min iets aan kan afdoen als het staken hiervan ertoe zou kunnen bijdragen. Daarmee kiest Reagan dan wel de gemakkelijkste weg, precies zoals zijn economisch beleid van de bevolking geen extra inspanning vraagt maar haar een spontane opleving, ja ongekende nieuwe bloei van de Amerikaanse economie in het vooruitzicht stelt als maar het totaal der overheidsuitgaven zo drastisch wordt verlaagd en de belastingtarieven zodanig worden gereduceerd dat daaraan de stimulans tot nieuwe investeringen en een hoorn des overvloeds aan de aanbodzijde van het economisch leven als vanzelf zullen ontspringen. Wie het zich zo gemakkelijk maakt, kan niet anders dan teleurgesteld | |
[pagina 19]
| |
worden, en in het economisch beleid is dat nu al duidelijk aan het gebeuren. Dat neemt niet weg dat een hanteren van de handel met en de kredietverlening aan de Sowjet-Unie met als doel de verhoudingen in het Oostblok te beïnvloeden één van de laatste middelen is die Reagan zal willen gebruiken. Stellig is voor zoiets meer nodig dan de halfslachtige graanboycot die Carter in de na-Afghanistaanse teleurstelling over het gedrag van zijn goede vriend Leonid had afgekondigd. En hoe waar het ook is dat Argentinië en de eeg-landen de werking van die maatregel grondig hebben gesaboteerd, Reagan heeft haar vervolgens ingetrokken, in plaats van haar tot uitgangspunt te maken van een veel verder strekkend, op de indirecte beïnvloeding van de interne verhoudingen in de Sowjet-Unie gericht beleid, en een zodanige organisatie van de Westelijke wereld aan de orde te stellen dat dergelijke maatregelen ook inderdaad effectief kunnen zijn. Het ziet er niet naar uit dat iets anders dan een onverhoopte Sowjet-invasie in Polen tot dergelijke ingrijpende maatregelen de aanleiding zou kunnen vormen, en dan naar moet worden gevreesd in een sfeer van opwinding waarin van een juist dan zo bij uitstek vereist nuchter, zakelijk en vooral op duurzaam effect berekend afwegen geen sprake meer zou zijn. Maken we een voorlopige balans op. Meer dan ooit sedert het presidentschap van Truman leeft er nu in de regering van de Verenigde Staten een sterk besef dat de Sowjet-Unie inderdaad tot geen politiek van ‘imperial restraint’ bereid is, noch krachtens haar meest wezenlijke aard ooit zijn kan. Het beste dat van het Westers bondgenootschap in de periode van de regering-Reagan verwacht mag worden is een politiek van ‘containment’ waardoor, op grondslag van een hersteld nucleair evenwicht, de Sowjet-Unie van nieuwe avonturen kan worden afgehouden en misschien zelfs een grondslag voor serieuze, werkelijk tweezijdige wapenbeheersing kan worden gelegd. Realistisch gezien is dit voorlopig ook het maximum aan Westelijke vastberadenheid dat door de huidige geestesgesteldheid in West-Europa mogelijk wordt gemaakt. Het nu 64 jaar oude ‘onwettige kind van de geschiedenis’ dat Sowjet-Unie heet is nog niet aan zijn pensionering toe.
Den Haag, 22-12-1981 | |
[pagina 20]
| |
Guzelj Amalrik heeft een advertentie, die in de Russische emigrantenpers en in enkele Franse bladen gestaan heeft, aan de Alexander Herzenstichting gestuurd met het verzoek, haar ook in Nederland te plaatsen. Zij luidt: ‘De Democratische Vereniging kondigt een geldinzameling aan ter oprichting van een grafmonument voor Andréj Amálrik op de begraafplaats Sainte-Geneviève-des-Bois te Parijs. De Alexander Herzenstichting p/a Reynier Vinkeleskade 10, Amsterdam, gironummer: 2903800, is gaarne bereid uw gift in ontvangst te nemen en door te sturen aan Nina Kéhayan, die de Democratische Vereniging vertegenwoordigt. |
|