Janssens: ‘Ik heb getracht () een eigen taaltoon te laten horen in ons gemeenschappelijk literair idioom.’
De wanklanken in zijn ‘taaltoon’, zoals die in de Dietsche Warande & Belfort-versie van zijn toespraak zijn te beluisteren, heeft Janssens zorgvuldig achterwege gelaten in de Beatrix-versie ervan. In de Dietse Warande & Belfort-versie laat Janssens taaltonen horen als:
‘Wie van ons houdt zelf niet al eens een lezing in Nederland, waarbij je dan je publiek, met grote ogen en gespitste oren, kunt horen denken: “Kijk es an, die spreekt niet zoals Streuvels schrijft”?’
Al ben ik niet een criticus met gezag, er staan in deze volzin nogal wat taalblunders, doctor Janssens, en in navolgende volzin idem:
‘Zou het dan toch zó zijn dat een echte Hollander ons moeilijk kan begrijpen, en wij hen?’
Ook een hoeveelheid ‘rare woorden’ heeft doctor Janssens liever niet willen uitspreken ten overstaan van onze koningin, maar ze staan wel in Dietsche Warande & Belfort. Woorden als ‘mispeuterd’, ‘een stuk schizofrenie’, ‘gecomplexeerd’, ‘kwijt (te) spelen’, en nog andere.
Uiteraard omschrijft doctor chlichémannetje Janssens in die Dietsche Warande & Belfort mijn commentaar op het Nederlands van de Vlaamse auteur van na vijftig als ‘pretentieuze arrogantie van iemand die zich geestelijk superieur waant’, en uiteraard heeft hij het in hetzelfde verband over ‘een mentaliteit van intellectueel nog niet volgroeiden en wetenschappelijk zeker niet ingewijden’.
Neen, zo ‘wetenschappelijk ingewijd’ als professor doctor Marcel Janssens ben ik niet. Ik ben een autodidact, meneer, en toch beheers ik de Nederlandse taal, en u beheerst die niet. Ik ben dan ook een stuk minder lui dan u, - die luiheid van u blijkt, behalve uit uw taalgebruik, uit uw machteloze, eeuwenoude clichés.
Het gaat er niet om, dat de Vlaming ‘rare woorden’ gebruikt, het gaat er om dat de Vlaming taalfouten maakt. Kom, meneer Janssens, zeergeleerde, noem mij eens een van uw ‘betere’ Vlaamse auteurs van thans omtrent wier taal u beweert dat deze ‘stukken beter’ is dan de taal van Vlaamse auteurs van voor de oorlog. Zullen we Ward Ruyslinck nemen, van wie ik (Mijn Vlaamse jaren, blz. 192-193) heb geschreven dat hij misschien