Tirade. Jaargang 25 (nrs. 262-271)(1981)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 370] [p. 370] Harry Mesterom Vijf gedichten Een bruid in de winter Ze brandt haar vingers aan een brief vol ijsbloemen. Zes splinters dringen in haar vel, wanneer ze het woord winter spelt. Toch smelt ze nog wel - als ze de ijspegels telt in haar schoot. Dit is geen overwintering, maar meer de herinnering aan een koude zomer. Nog speelt ze soms overspel met haar geliefde sneeuwpop, als een non met de zoon van god. [pagina 371] [p. 371] Dooi Niets dat nog houvast biedt aan wat van hogerhand zich vastklampt aan tak, dakrand, onderpand, wat uitglijdt en verdwijnt, verdampt. Duiven drinken er intussen van, mussen baden zich erin alsof het niets is, er ook nooit geweest is, zelfs toen ik het zag al niet meer was waaraan ik had gedacht, nog vóor de eerste sneeuw gevallen was en ik een letter op papier gezet had. [pagina 372] [p. 372] Wind Droom van een bewogen foto, nagestaard door pauwenogen. [pagina 373] [p. 373] Dorst Een hand op de tast naar een glas, in spinrag verward. [pagina 374] [p. 374] Was getekend Dit zou, bij wijze van spreken, ook een tekening kunnen zijn. Iemand, gezien op zijn rug, zit aan tafel; te schrijven, denk ik. Om hem heen is het helemaal donker. Boven zijn hoofd brandt een lamp in de vorm van een kroontjespen. Hoe die zomaar veranderen kan in een mes is een raadsel. Moet hij nu dus onder het mes, deze kleinzoon van Damocles? Wie het weet mag het zeggen. Wie het waagt om over zijn schouder een vluchtige blik te werpen op het oogverblindend papier onder beheer van zijn hand, bijna gebald tot een vuist, waarin tot zijn eigen verbazing een vreemde vogel huist, met wiens snavel hij schrijft - diens gekras zijn gezang! - ziet alleen: Dit; Hier; en: Was getekend. Waaronder, onleesbaar, een handtekening. Vorige Volgende