| |
| |
| |
Jacques Hamelink
Register II
(Notities)
Een tandarts vertelt. In Roemenië mogen de tandartsen geen goud gebruiken voor gebitten. Ze werken met koper, een ramp alleen al gezien de hardheid daarvan. Dit koper wordt officieel als goud aangeduid.
Selbst Theodor W. Adorno entdeckte in der Vertonung eines Gedichtzyklus von Baldur v. Schirach ‘denkbar stärkste Wirkungen’ des von Goebbels ausgerufenen ‘romantischen Realismus’.
Joachim C. Fest, Hitler, eine Biografie.
Sartre, een weerhaan die altijd al draaide voor het weer eraan kwam.
Zijn gesprekken, kort voor zijn dood, met Benny Lévy. Sartre en de wanhoop - dat was een leugen, naar hij tegenover Lévy toegeeft. Sartre en de hoop - dat was een even grote leugen, zijn laatste. In beide gevallen diefstal bovendien: uit het bezit van Heidegger en van Bloch.
Als het nu eens waar was dat de ontwikkelingsgang van het denken bepaald wordt door de ontwikkelingsgang van de maatschappij, waardoor zou de ontwikkelingsgang van de maatschappij dan bepaald worden?
Eerst moest de boze binnenwereld zich rücksichtslos oplossen in de buitenwereld. Nu mag zich weer een beetje binnenwereld van de boze buitenwereld afzonderen. Niet díe binnenwereld, het is de echte niet. Niet díe buitenwereld, het is de echte al evenmin (naar aanleiding van een tendens die duidelijk wordt in onder meer het nieuwe boek van André Gorz).
| |
| |
Het laffe pacifisme, dat niets met vredelievendheid te maken heeft, dat alleen defaitisme inhoudt en vijandschap tegenover dat op grond waarvan het bestaat.
‘Het materialisme heeft het over de materiële voorwaarden waaraan voldaan dient te zijn, vóór...’
Waarom het niet eerst hebben over de voorwaarden überhaupt, bijvoorbeeld over die waardoor materialisme en materialist zelf mogelijk worden.
Volgens Hegel moest in het dialectisch proces het negatieve ook als positief beschouwd worden. Na Hegel komen volijverige personen die bewijzen dat het positieve zelf negatief gewaardeerd dient. Tel uitje winst. Dit is wat Goethe heel helder voorzien heeft.
Kierkegaard, en de valse aanspraken vergruizen: een logisch systeem kan er zijn, een systeem van het bestaan kan er niet zijn.
Het allesbepalende eerste begin. Daar kun je theorieën over hebben maar het zijn en blijven theorieën. We kennen dat begin niet. Het begon niet met ons. Het begon met het. Het is fundamenteel. Wie dat erkent is zijn actiefhead niet kwijt. Het maakt hem niet tot een passivist. Geresigneerde daadkracht. Van de juiste taxatie van het hangt voor ons alles af.
Weg met de kosmicismen, occultismen, mysticismen. Laten we reëel zijn en halt houden voor dat wat we niet weten, ofschoon we er weet van hebben. Het reële donker.
In wat we kennen glorieert wat we nooit zullen kunnen kennen.
Belangeloosheid, een kernwoord.
De integriteit, de heelheid van de menselijke persoonlijkheid.
Heidegger had het in verband met de filosofie over (een bijna onmense- | |
| |
lijke) trouw, de late Wittgenstein over moed. De trouwe steunt op iets buiten hem, de moedige op zichzelf. Wie enkel moedig is kan breken, zoals een eik breekt in de storm. Wie trouw is buigt en komt daarna overeind: het rietbeginsel.
Toch is H. veel eikachtiger dan W. en W. veel rietstengelachtiger dan H.
Kafka en Heidegger. Hun wegen zijn zeer verschillend (een weg lijkt nooit op een andere), maar ze raken elkaar, gaan gelijk op vanaf een punt waar door weinig anderen meer gelopen wordt. Onkenbaarheid van de waarheid, onverborgenheid van de waarheid.
So natürlich die Annahme allmählicher Ausbildung der Sprachen ist, so konnte die Erfindung nur in einero Schlage geschehen. Der Mensch ist nur Mensch durch Sprache; urn aber die Sprache zu erfinden, musste er schon Mensch sein. So wie man wähnt, dass dies allmählich und stufenweise, gleichsam umzechig, geschehen, durch einen Teil mehr erfundener Sprache der Mensch mehr Mensch werden, und durch diese Steigerung wieder mehr Sprache erfinden könne, verkennt man die Untrennbarkeit des menschlichen Bewusstseins, und der menschlichen Sprache, und die Natur der Verstandeshandlung, welche zum Begreifen eines einzigen Wortes erfordert wird, aber hernach hinreicht, die ganze Sprache zu fassen.
Wilhelm von Humboldt, geciteerd in Reichlings Het woord. Cursivering van von Humboldt.
De taal zelf is de taal, luidt Heideggers dictum.
Bijvoorbeeld het teken, of de toon, is níet de taal. Het teken en de toon verwijzen naar niet meer dan een ‘code’.
‘De electronenmicroscoop (-) werkt in vacuüm. En dat betekent: geen levende organismen, in veel gevallen volkomen vervormde structuren, kortom wel een sterke vergroting maar van iets dat misschien in het geheel geen gelijkenis meer met de oorspronkelijke bouw heeft’. Folia Civitatis, 29 maart 1980.
| |
| |
Tegen dit soort wetenschapsbeoefening leverde Goethe zijn toen al niet meer te winnen eenmansgevecht.
Hoe komt het dat intellectuelen en kunstenaars als ze commentaar leveren op de beslissingen die genomen worden voor en over onze wereld, geregeld even kortzichtig blijken als de gewone man? Misschien alleen doordat intellectueel of kunstenaar zijn gewoon een vak is geworden.
De intellectuelen en kunstenaars wier geluiden het duidelijkst tot ons doordringen zijn vrijwel zonder uitzondering gespleten. Hun basisinstelling is subjectivistisch-heerszuchtig. Toch kijken ze ook voortdurend een andere kant uit. Maar alles wat ze daar zien zien ze verkeerd. Beheersingsdenken plus, zoet of bitter, romantisme. Verder komen ze niet. En kunnen ze ook niet komen zonder van de basisinstelling afstand te doen.
Een ‘bijvoegselfilosoof’ beweert dat de intellectueel een ontheemde moet worden, alsof de intellectueel dat - en op wat voor een pijnlijke manier - niet al sinds jaar en dag is.
Eclecticismen. Men kiest zich zijn voorgangers en vat die, onder negatie van alle andere voorgangers, samen als ‘traditie’. Die heeft niets met de traditie te maken. De traditie kiest men niet, die erkent men. Misschien aanvaardt hier of daar iemand haar zelfs nog. Hij die de traditie kent en erkent kiest zich zijn voorgangers niet meer. Hij vindt ze. Er is een levensgroot verschil tussen subjectivistisch en persoonlijk.
Het ‘artistieke’, ‘avontuurlijke’ type intellectueel, definitief op de troon gekomen met Nietzsche, heeft het westerse denken en voelen niet zo gemakkelijk meer te herstellen schade toegebracht. Het ‘artistieke’ type: in tegenstelling tot het type Goethe, Burckhardt, Eliot.
Als we nog steeds tussen iemand als Burckhardt en iemand als Nietzsche kunnen kiezen wordt het tijd dat onze keus weer eens op Burckhardt valt.
| |
| |
Veel mensen beweren dat ze niet weten waar het begrip ‘de wereld’ en het begrip ‘de werkelijkheid’ naar verwijst. Als er, waar zij zich bevinden, een oorlog of een aardbeving begint weten ze het ongetwijfeld weer uitstekend, wanneer ze er dan tenminste nog tijd voor toegemeten krijgen.
Vroeger werd men steeds meer een welomschreven persoon, een iemand, in de loop van zijn leven. Nu blijft men doorgaans niemand. Kunstenaars streven er zelfs naar een heel speciaal, hoger soort niemand te worden.
De vaak gehoorde vraag ‘spreekt het je aan?’ informeert, onbedoeld, uitsluitend naar de kwaliteit van de oren van de ondervraagde. Daarom moet de vraag anders gesteld. Of beter, in het geheel niet gesteld.
De mens en de als mens vermomde rat of automaat. Als ik moest kiezen tussen die laatste twee koos ik het schadelijke dier, dat aan me verwant is. Dat is míjn partijdigheid.
Meehuilen met de wolven in het bos om verstaanbaar te zijn. Wat een vergissing!
Je moet arm weten te zijn en toch rijk blijven. En omgekeerd.
Half ontvoogd, half slavin: zo lopen er massa's vrouwen rond tegenwoordig. Eigenaardige wezens, met een boven- en een onderstuk dat niet bij elkaar hoort en die inderdaad heel goed met armen en benen kunnen bewegen.
Als iets werd verkocht voor superhard, harder dan porfier, bovenaards hard, zou ik er toch eerst eens met een aardappelmesje aan krabben.
Luther: als morgen de wereld vergaat plant ik vandaag nog een boom.
Praatte met Z. over het dode rooms-katholieke instituut en over de laffe schaamteloze schaduwkerk die zich nu manifesteert. Hij vertelde over zijn
| |
| |
schoolvriendin P., wier kinderen nog gewoon hun communie doen. Hij vond dat sympathiek. En inderdaad, er is een levende waarheid en een intellectuele. De laatste wint altijd, ofschoon de eerste haar overtreft.
V.'s Duitslandtrauma manifesteerde zich na een paar borrels weer. Iemand die hem na staat verweet hem dat hij het trauma nooit had willen overgroeien, dat hij - juist andersom - de hele wereld erin wilde betrekken. Intussen gáát de dood van één mens alle andere mensen aan. V. had een rechtstreeks, emotioneel, middeleeuws gelijk. Monnik gebleven. Kracht en zwakheid daarvan.
Je hoort soms ‘goed, de avantgardetijd is voorbij. Maar de kunst zal nooit meer zijn wat ze daarvoor was’. Teveel eer voor het avantgardetijdperk? Sinds wanneer lag het in wiens bedoeling om terug te gaan in plaats van verder?
De kunst van de twintigste eeuw is te diep doorgedrongen in het rijk van de droom, veel dieper dan waar ze als kunst nog geloofwaardig mag genoemd worden. Geestelijk imperialisme.
De droom niet overschatten. Wat zich in mijn droom voordoet doet zich ook voor in mijn waakleven. Ze bevatten hetzelfde. Het zou goed zijn als de mensen even nieuwsgierig waren naar hun waak- als naar hun droomleven. Maar de meesten kennen het eerste amper en houden het tweede als een verrekijker om het vlakbije te bekijken voor hun ogen, - vaak ook nog verkeerd-om.
Proeve van logica. ‘In de kunst is er geen vooruitgang, alleen ontwikkeling. En die ontwikkeling, dat is de vooruitgang’. Onlangs gelezen in een krant.
Vroeger kon een kunstenaar als mens defect zijn, het artistieke raamwerk was niet defect, dus ook 's mans kunst niet. Het raamwerk is vrijwel door de wurmen opgevreten. Al dan niet defecte mensen produceren nu in hoofdzaak defecte kunst.
| |
| |
Niet nodig om je over de grilligheid van het toeval te verbazen terwijl je in het wilde weg kiezels over het strand keilt. Na een paar keer gooien al een dubbeltje op z'n kant krijgen, dat noem ik toeval. Verbaas je wanneer je van dat toeval getuige bent.
Futurisme, dadaisme, surrealisme en wat dies meer zij: mongooltjes geboren nadat de res cogitans met zichzelf naar bed was geweest.
De schilderkunst heeft, verneem ik, onlangs zelfs een mystiek constructivisme gebaard. Als ik een uitlating van Rimbaud eens zo om mag keren dat hij weer recht staat - heel de tijd vlogen er meeuwen af en aan, maar de man aan het venster zag ze niet, hij zag alleen de geometrische visioenen van voorbij de horizon.
Waarde letterzifters. Wat in de literatuur ligt opgesloten is er niet om uit elkaar en weer in elkaar te prutsen maar om te beleven. Wanneer jullie eens probeerden om bijvoorbeeld jullie geliefde Finnegans Wake te beleven: dan zouden jullie wat beleven.
Ik begrijp van de goden van Char niets. De goden van Hölderlin zijn me heel helder, hoewel ze in en achter de wolken wonen.
We weten nu dat Achterberg de moord als niet gebeurd beschouwde. Zijn artsen aanvaardden dat en concentreerden zich op de bekrachtiging van zijn creatieve vermogens. In die buurt liggen de gegevens die een meer dan alleen maar de literatuur omvattende critiek aan het denken zouden kunnen zetten.
De dichter mag, zegt Gomperts in Grandeur en misère van de literatuurwetenschap, met een goochelaar vergeleken worden. Hij onderscheidt zich intussen ook van de goochelaar. De goochelaar geeft geen visie op de wereld en op de werkelijkheid. De dichter wel. De dichter is zich bewust niet alleen van het podium maar ook van het fundament onder het podium, dat zijn performance draagt. Hij erkent en celebreert dat, in al zijn gegoochel.
| |
| |
Hugo Friedrich in Die Struktur der modernen Lyrik: Solche Verse (als van Berm of Saint-John Perse) sind das Recht der Lyrik, die alles durchschweifen kann, solange sic es singend tut. Aber in der Entgrenzung und Vermengung stirbt die Geschichte. Moderne Lyrik macht den geschichtlichen Raum so heimatlos wie den dinglichen. Dies festzustellen, muss zu ihrer Charakterisierung dienen; eine Verurteilung ist es nicht. Dat hoeft het ook niet te wezen. Deze poëzie oordeelt zichzelf, vanuit een perspectief dat de geschiedenis wenst te aanvaarden, in plaats van de voor-, na-, anti- of ontijd.
Alles Wirkliche im Menschen ist geschichtlich. Karl Jaspers.
De leere Idealität waarover Friedrich spreekt heeft in de poëzie dingen van belang opgeleverd maar op het vlak van de critiek alleen wanmethode, metaforiek, kortom gehijg. Leere Idealität in de critiek verhindert haar kennelijk volmaakt om critiek te zijn.
Soms worden, door hen die met woorden willen zwijgen, de gedichten gecritiseerd van hen die met woorden wensen te spreken. De aanhangers van het zwijgen critiseren hen die een uitspraak doen. Dat lijkt de wereld een beetje op z'n kop gezet. Zwijgen blijft grenszaak als het om woorden gaat, spreken de norm.
Wat in Nederland door het ene literaire kamp over het andere geschreven wordt is grotendeels intellectueel onrijp. Zet daarnaast een benaderingswijze als die van Henry James, die het heeft over the taste for the emotion of surprise and the taste for the emotion of recognition. Men ziet de zaken bij ons fanatieker, en dwazer.
In een vloek en een zucht vinden sommigen in de geografische en etnologische breedte wat ze nooit zelfs maar geprobeerd hebben te zoeken in de diepte van wat non-stop vlak om hen heen aanwezig is. Goedkoop internationalisme en ongeschoren drift naar vreemde culturen bij een ontworteld artisten- en literatendom.
| |
| |
K.L. Poll stelde in het nrc-supplement van 19 december 1980 dat de auteur van De droom van de poëzie met twee tegenstrijdige opvattingen van het begrip ‘werkelijkheid’ opereert. Volgens Poll beschouwt hij eerst de werkelijkheid als door ons gevormd en daarna als van ons onafhankelijk.
Polls artikel heet Pijnlijk voor de gasten. In werkelijkheid is het vrij pijnlijk voor Poll, die onder veel meer twee grondig van elkaar verschillende soorten poëzie, Kopland en Kouwenaar, op één hoop tracht te gooien (en zo de massa van de onmondigen mobiliseren wil?).
De ‘werkelijkheid’: wij - mensen - vormen die, op basis van onze eigen gevormdheid. En wij - intellectuelen, dichters - kunnen haar ook laten voor wat ze is.
Een vergelijking met de politiek dringt zich op. Politiek bestaat niet zonder mensen, is een uitsluitend menselijke aangelegenheid. Maar Poll kan best politiek geen enkele interesse hebben. Of hij daar goed aan zou doen is een tweede.
Zo'n tweede stond ter discussie in De droom van de poëzie.
Het religieuze, het reële, het mystieke.
Hardy ging uit van het reële en aanvaardde, daarboven, het religieuze. Iemand als Kopland gaat eveneens uit van het reële en aanvaardt daarboven niets. Voor een Krol en een Faverey is zowel de weg naar het reële als die naar het religieuze versperd. Ze beroepen zich, net als indertijd Van Ostaijen - zie zijn Gebruiksaanwijzing der Lyriek - op wat overblijft: het mystieke. Maar wat is mystiek als die geen categorie van het religieuze vormt?
Weer andere dichters hinken op twee gedichten. Enerzijds ‘de mystieke leegte’, anderzijds het noemen van het reële. Hoe noem je dat laatste echter? Ze foeteren erop op de manier van journalisten in Vrij Nederland. Politieke en sociale rancune. Hoe diep die zit kun je je ook nog afvragen.
Een poëzie die nog groeit terwijl de persoon van haar dichter, adept van de tijdloosheid, in niets vermag te groeien: hoe lang groeit die poëzie nog en wat is het voor groei die ze zo zelfheerlijk demonstreert?
| |
| |
Het geschuif met de typografie in de poëzie: onmacht en poging (mislukte dus) tot verberging daarvan. Met dichters die zich daar nog aan bezondigen kunnen al grapjes gemaakt worden zoals Van Eeden ze maakte met Ten Kate.
‘De compositie van de wereld’.
Goethe (Gespräche mit Eckermann): Ich kann (-) wohl die einzelnen Teile einer stückweise gemachten Maschine zusammensetzen und bei einem solchen Gegenstande von Komposition reden, aber nicht, wenn ich die einzelnen lebendig sich bildenden und von einer gemeinsamen Seele durchdrungenen Teile eines organischen Ganzen im Sinne habe.
Eckermann: Es will mir sogar scheinen, als ob der Ausdruck Komposition auch bei echten Erzeugnissen der Kunst und Poesie ungehörig und herabwürdigend wäre.
Goethe: Est ist ein ganz niederträchtiges Wort. (-) Wie kann man sagen, Mozart babe seinen ‘Don Juan’ komponiert! - Komposition! Als ob es ein Stück Kuchen oder Biskuit wäre, das man aus Eiern, Mehl und Zucker zusammenrührt!
De wereld kost wat kost opgevat als een stuk koek, dat is wat in hoogbovenvermeld restaurant de gasten op een geheel denkbeeldig bordje geserveerd wordt.
Man muss etwas sein, um etwas zu machen (Goethe tot Eckermann).
(Voor een vroeger Register, zie In een lege kamer een garendraadje, Amsterdam 1980).
|
|