Tirade. Jaargang 24 (nrs. 252-261)
(1980)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
[pagina 25]
| |
Lente
Vroeger verging ik langzaam. Nu
gaat het al sneller. Mijn hart
slaat onregelmatig, wild vaak.
Als ik opsta uit bed overvalt mij
een duizeling. Mijn slaap is onrustig.
Dromen over mijn jeugd terwijl ik
zo dicht bij de dood ben. In elk autowrak
herken ik mijzelf. De herfst
die mij vroeger vrolijk stemde
een afgang. De winter een einde.
En toch wordt het lente. De angst
krijgt vleugels, tovert mij bloemen
voor het gezicht, vlinders en vrouwen.
Gedachten aan zelfmoord. Ik struikel.
| |
[pagina 26]
| |
Bemoediging
Waarom zo angstig? Je weet dat je dood gaat.
En als het lang duurt, wordt de verschrikking
alleen nog maar erger. Je zweeft al.
De ferme voetstap van vroeger
behoort onherroepelijk tot het verleden.
De aarde roept je. Luister.
Geef gehoor aan die roepstem.
|
|