In het algemeen gaan de moeders niet verder met hun buik omlaag, dan nodig is om precies op het moment dat het jong de aarde bereikt, de navelstreng te laten breken, zodat de val tegelijk met die streng gebroken wordt. Ze weten dat nauwkeurig. Maar de moeder van Valentijn moest wel zo laag gaan met haar buik, dat er geen sprake was van een val, zodat de navelstreng heel bleef. Nu moest ze die zelf verbreken met de twee vrijwel nutteloos kleine tandjes, die de Benemot heeft, althans het vrouwtje.
De moeder van Valentijn hoorde pas heel laat iets van de andere Benemots op het bericht van de geboorte. Dat kwam omdat ze zich bijna geen van allen durven verplaatsen uit vrees voor de wind. En in dit geval ook nog door de mogelijkheid, dat ze zouden worden weggeblazen door de tocht, als ze de lichtste Benemot bekeken. Maar de allerlichtste wilden ze toch wel zien en hoe het met de navelstreng was gegaan. Een navelstreng is toch wel het minste dat nodig is, als je later wilt leren lezen. Zeker als je bedenkt hoeveel dieren er een nodig hebben om geboren te worden en hoeveel die soms leren. Maar lezen nooit.
Vaak blijven Benemots na hun geboorte op die plaats en beschouwen ze als een meevaller als ze daarin slagen. Ze stellen geen enkele vraag, maar wachten tot ze denken nu niet meer zo maar weg te zullen waaien. Dat is dan hun eerste kleine zekerheid en ze kunnen daar misschien vragen over beantwoorden en dan iets zwaarder worden.
Toen de Benemots die kwamen kijken, zagen hoe verschrikkelijk klein en licht dit jong was, zeiden ze allemaal: ‘Lieveling, oh lieveling...’, omdat Valentijn af en toe wel leek te zweven. ‘Lieveling, vraag nu nog niets. Nu nog niet!’ Ze zeiden ‘lieveling’ om hem bedaard te houden, want ze zagen wel, dat hij eenvoudigweg allerlei vragen móest stellen. Hij moest zeker erg geschrokken zijn, toen hij zag dat zijn moeder vlak over hem heen zat in een houding die bijna niet was vol te houden, om de wind een beetje tegen te houden. Ze zeiden dus allemaal lieveling, om zijn verdwijnen te bezweren en in ieder geval de eerste vraag die hij zou kunnen stellen en die alleen maar rampzalig kon zijn.
Zijn moeder riep ook telkens: ‘Lieveling, vraag me nog niets. Je moet eerst geduld hebben en proberen iets aan te komen. ‘En de anderen zeiden: ‘Denk aan de pluizen van de paardenbloemen, lieveling. Die zijn nog veel