Holsbergen bedoelt natuurlijk: wie bent u, die nog nooit iets creatiefs, een roman, een gedicht, een verhaal, publiceerde, om tegen ons kunstenaars aan te blaffen?
Jaap Harten zweeg tot nu toe als het graf.
Om duidelijk te zijn: ik ben er tegen dat niet uitreiken van jaarlijkse literaire prijzen mode wordt (wat het op 15 december j.l. 50% minder was dan nu), en het tweemaal niet toekennen van de Nijhoff-prijs is een schande; maar met een weigering van de Multatuliprijs 1977 zou aangegeven kunnen worden in wat voor malaise het Nederlandse proza verkeert. Hotz of Matsier bekronen, en daarmee debutanten die mooie beloftes nog waar moeten maken, lijkt me even zinloos als eenoog tot vorst over de blinden uitroepen. Geen hokus-pokus zonder gerechtigheid, en ik niet in een jury zonder hetzelfde recht als Harten en Holsbergen, nl. dat op (voor)oordeel.
*
In het boekenbijvoegsel van Vrij Nederland van 29 januari dat in het teken stond van ‘het nieuwe in de literatuur’ werden ook twee redacteuren van het nieuwe Raster, Bernlef en Vogelaar, geïnterviewd. De opmerkelijkste uitspraken komen ditmaal van Bernlef, die zijn intree in een voor hem nieuw milieu onderstreept met de felheid van een proseliet. Volgens hem hebben de activiteiten van de Vijftigers niet kunnen verhinderen ‘dat de zogenaamd geschoolde lezers teruggekeerd zijn naar een literatuurbeschouwing van voor de oorlog (Du Perron) (...) die aansluit bij de buitengewoon individualistische manier van ervaren, die in Nederland al ik weet niet hoe lang bon ton is. Binnen die individualistische literatuuropvatting is ontzettend weinig plaats voor pogingen literatuur te verbinden met allerlei andere maatschappelijke verschijnselen’.
Hier wordt weer het oude sprookje opgedist als zou Du Perron de burgerlijke, a-politieke individualist zijn, ‘de vrij zwevende intellectueel’. Laat Bernlef De smalle mens nog eens overlezen, of beter: beginnen te lezen, zodat hij kan zien dat individualisme en betrokkenheid bij maatschappelijke fenomenen elkaar allerminst uitsluiten. En laat hij daarbij dan ook bedenken dat er verschil bestaat tussen literatuur, hoe geëngageerd ook, en het stencilapparaat van de sociale academie. Wie het schrijven niet als een spelletje beschouwt, maar als iets dat te maken heeft met het meest wezenlijke van zichzelf, kan niet anders dan uiterst persoonlijk proberen te schrijven; en een schrijverscollectief is een contradictio in terminis.
Maar in hoeverre is deze bekeerling nog voor rede vatbaar, die in zijn fanatisme spreekt over ‘de niet uit te roeien individualistische stroming van Forum, Libertinage, Tirade, Hollands Maandblad en ga maar door’?
J.G.