Tirade. Jaargang 20 (nrs. 211-220)(1976)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 257] [p. 257] J.C. van Schagen Drie gedichten Zelfportret Hij heet van Schagen en weet van zagen Zijn Grootvader was timmerman daar komt natuurlijk dat zagen van Hij heeft de pest aan verheven dat vintie overdreven Verzen en dichters - goeie goden nog toe dat piemelgefriemel - hij is het zo moe En dan ook nog die Barden, die Groot zijn - nog minder te harden dan ikje-bloot zijn Dat moet alsmaar in wijde gewaden schrijden een eenvoudige timmerman kàn dat niet lijden Dat gebral van de groten al-met-al - idioten [pagina 258] [p. 258] Al-met-al ook maar pietjes met verstopte verdrietjes Wat is groot, wat is klein? zijn is zijn, roosmarijn roosmarijn Goeie grut, al die rommel - laat maar liggen voor Bommel Het enig gerief is wat stil zomaar lief is Wat geen woord meer van ik hikt en niet meer naar een Doel prikt Wat zomaar wat zingt terwijl het - verdrinkt [pagina 259] [p. 259] Grootvader Tegen het einde van zijn leven werd mijn Grootvader vroom Jawel, hij die op het dorp samen met het kleermakertje en de dokter en de hoofdonderwijzer als het Comité van Verlichting en Vooruitgang had gefungeerd Die zou toen geen bolus meer eten zonder eerst eerbiedig het Onze Vader in zijn petje te hebben opgezegd en mijn neefje en ik hebben eens een Vermaning van hem gehad dat de spaanders eraf vlogen en we nogal beduusd achterbleven De familie lachte maar een beetje wat verlegen, maar wel goeiig ze begrepen het wel - als je naar de negentig gaat Tegenwoordig zeg ik och ja, het was wel een beetje komisch maar dapper zijn we geen van allen ooit geweest en wat wil je dan? En what about de zachtmoedigheid die had hij dan toch maar bereikt - want het wàs echt Jammer alleen, dat hij er zijn oude humor bij ingeschoten was de stakker, en toen werd hij nog blind ook Toen werd hij zo zacht zo zacht als een te ver doorgekookte aardappel ja, en ten slotte viel hij dan ook uit elkaar dat doet zo'n aardappel ook [pagina 260] [p. 260] Nette buurt De avond valt en lamp na lamp gaat áán de binnenhuisjes worden nu publiek want de gordijnen blijven open Van de mooie kamer vóór en daar zit ze dan, de burgerweelde van de clubfauteuil en het lage tafeltje met de asbak cyclamen op de vensterbank het heidelandschapje aan de wand dat ook een boerderijtje wezen mag of een riviergezicht in zacht romantische belichting onder de obligate schemerlamp het colbertjasje en de middagjurk als het keukentje aan kant is - Er steken hoofden uit - ze staren voor zich heen soms lijkt het ook wel, of er wordt gesproken en je vraagt je af: is dit nu werkelijk echt of is het soms toneel - wat wordt hier voor een stuk gespeeld? Het lijkt toch wel een heuse conversatie soms Over de kwalen van Tante Mien over het meisje van de kruidenier ook wel, waar wat mee gaande is of het rapport van Freekje [pagina 261] [p. 261] de nieuwe wasmasjien - op afbetaling - zijn het de prijzen, of de auto van de buren de jongste gijzeling, of liever maar de ster-reclame? Er is natuurlijk een tévé en op het matje ligt de krant met sex en sport en een meisje gewurgd zoals dat hoort om wat te kunnen zeggen en beschaving zonder dagelijkse heldendaad is immers ook maar nix Het stuk speelt blijkbaar huis aan huis en straat aan straat en buurt aan buurt en stad aan stad het speelt in alle landen en aldoor aldóór aldóór blijft daar die éne, vale, jengelende toon die éne monotone toon, die waarschuwt, maant en zanikt van dat huilende alarm maar dat niemand lijkt te horen - och misschien zijn 't ook maar vliegen op gemorste limonade er zijn véél vliegen wel en het kan ook bier wezen Vorige Volgende