Tirade. Jaargang 19 (nrs. 201-210)(1975)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 424] [p. 424] A. Roland Holst Zeven gedichten Ontmoeting Verdwaald voorbij de laatste wegen kwam ik mijn evenbeeld weer tegen. Hij hield mij staande en zag mij aan: Wij zijn op aarde al lang vergaan, over ons wordt voorgoed gezwegen. Wij staan alleeen onder de maan. De maan scheen in zijn heldere ogen die waren leeg en onbewogen. Ik voelde mij erin vergaan en zei: wat hebben wij misdaan, was dan ons leven maar een logen? Hij zweeg en liep van mij vandaan. Ik bleef alleen onder de maan. [pagina 425] [p. 425] Vergeefs Onder een duistere ster geboren zat zij te wachten op den dag. 't Was koud, zij kon de stilte horen, niets maakte meer van haar gewag. Zij dacht: ben ik dan al gestorven? was het maar waar. Waarom heb ik het bij de dood toch zo verkorven? Misgunt hij mij mijn laatste snik? Moe was zij, maar zij kon niet slapen. Toen de zon zonk, wist zij: ik werd voor de droefgeestigheid geschapen zij keek op en zij zag haar ster. [pagina 426] [p. 426] De bevrijder De schaduwen lengen al en het wordt stiller om mij heen. Verweg roept een waterval, de laatste medemens verdween. Waarheen, moederziel alleen, zal ik gaan, waarheen? Naar het heldere roepende water waar ik eens geboren werd, naar het zilveren geklater dat mij altijd weer van ver riep en riep en deed verdwalen in de richting van de zee meegesleept door de verhalen van voormalig wel en wee. De zon zonk onder, de zee roept luider in een taal van eeuwen her, de verre dood roept, de bevrijder. Wat is nabij, en wat is ver? [pagina 427] [p. 427] Achtergelaten Zijn geest was nacht toen hij te sterven lag. Hij keek naar mij zonder dat hij mij zag. Ik hield zijn hand en hij keek door mij heen. Nooit in mijn leven was ik zo alleen en angstig en dacht: wat speelt zich hier af? word ik omdat ik nog leef, nu gestraft? Hij zweeg tot hij zijn open ogen sloot, langzaam. Mij liet hij achter met de dood. [pagina 428] [p. 428] Gregoriaans Stemmen van eeuwen her ontslapen mensen zongen de zangen van hun vroom geloof eentonig en bedwelmend: alle grenzen werden nu opgeheven, en gedoofd de rode hoge vuren van het strijden. Wij werden ingelijfd bij de voortijden, de wereld werd doodstil en gaf den geest. [pagina 429] [p. 429] Dankwoord Voor Lo de Ruiter Mijn ziel moge altijd dankbaar blijven voor de genade van het woord dat met mij vecht en aan den lijve te keer gaat, wien ik toebehoor en nooit en nimmer kan weerstreven dat in de smidse van de taal het vuur stookt van mijn oude leven tot aan het slot van mijn verhaal. [pagina 430] [p. 430] Het laatste bed Het wrak van wat hij was lag hij te slapen naast haar die naar hem keek en hem liefhad. Wij waren als voor elkander geschapen dacht zij en streek zijn grijze haren glad. Zonder te ontwaken is hij toen ontslapen terwijl zij naar hem keek en voor hem bad. Vorige Volgende