stond mij te wachten als ik iets geschreven zou hebben over Achmatova, over Rusland, over haar zelf (‘u kunt over mij schrijven wat u wilt, mits het niet onjuist is’) en ik haar zou ontmoeten nadat zij het gelezen had? De taal was voor haar geen probleem want ze had iemand in haar omgeving die Engels en Nederlands kende. Ik voorzag dat ik vroeg of laat, uit gemakzucht of onkunde, onvermijdelijk een keer zou zondigen tegen de principes die voor haar abc van alle menselijke verkeer uitmaakten: akkuratesse, waarheid en fatsoen. Voor wie hierin tekort schoot was zij onverbiddelijk, of het nu ging om de taal - drukfouten en onnauwkeurige uitdrukkingen brachten haar tot razernij -, om de politiek - naar aanleiding van de schrijversprocessen heeft ze een paar open brieven geschreven, klinkend als een klok, die evenals haar novellen uit de tijd van de terreur algemeen bekend zijn en haar in de Russische literaire wereld tot een geduchte figuur hebben gemaakt - of om het dagelijkse leven. Toen ik een keer bij haar op bezoek was werd ze opgebeld. Het werd een lang gesprek waarbij ze steeds even haar hand op de hoorn legde om zich tegenover mij te verontschuldigen. Degeen met wie ze sprak vertelde haar kennelijk over iemands ziekte en op een gegeven moment riep ze ongeduldig uit: ‘gebruikt u alstublieft geen hyperbolen, ik houd niet van hyperbolen!’ Ik herinner me uit dit telefoongesprek ook een andere zin die me typerend lijkt voor haar instelling. Er was sprake van het een of ander dat niet door de beugel kon en ze zei apodiktisch en met een meewarig hoofdschudden, alsof het ging om een elementaire waarheid die je blijkbaar uitentreuren moest herhalen: ‘zoiets kán eenvoudig niet, als er tenminste überhaupt iets bestaat. Als er niets bestaat wordt het natuurlijk een andere zaak en dan valt er ook niets meer te zeggen.’
Ze was benieuwd naar wat ik zou gaan schrijven. Steeds als ik met iets bezig was waarvan ik vermoedde dat zij het onder ogen zou krijgen voelde ik haar op de achtergrond, scherp luisterend en klaar om op het kritieke moment in gerechtvaardigde woede uit te barsten.
Ik was niet de enige die ze dit soort heilzame angst inboezemde. Ook anderen bleken haar te ervaren als de verpersoonlijking van een veeleisend geweten. In 1970 was ik in Moskou op bezoek bij iemand die ik