Begrijp me wel - ik heb dat nooit als een capitulatie gezien. Ik dacht alleen, vrij naar Alexander King: ‘His enemy grows older.’ Het aardige van het klimmen der jaren vind ik, dat ieder zinnig mens dan denkt:
‘Ach, op de keper beschouwd zijn we eigenlijk allemààl zakken.’
En zo is het.
Een vergelijkbare ontwikkeling heb ik waargenomen in je mededelingen aan de abonnees. Die zijn ook milder. Wat ik bedoel wordt duidelijk, als je teksten uit verschillende periodes naast elkaar legt.
Op de binnenkant van het ‘Tirade’-kaft staat:
‘Over abonnementsgelden wordt bij vooruitbetaling beschikt. Het abonnement loopt van 1 januari tot 31 december en kan niet tussentijds worden beëindigd.’
Dat heb je geschreven, Geert, toen je nog pas aan het begin van die tweehonderd nummers stond. Eigenlijk is het geen mededeling. Het is een dagorder. Jij ‘beschikt’ over het geld. En het abonnement ‘kan niet tussentijds beëindigd worden’.
Waarom kan dat eigenlijk niet?
Is het God's wil?
Nee, het is jouw wil, Geert, uitgedrukt op jouw manier, toen je nog een god in 't diepst van je gedachten was. Die tekst is nooit met je mééveranderd. Maar je verzoeken aan trage betalers onder de abonnees om eens over de brug te komen zijn dat wel. Vroeger stelde je ze grimmiger. Nu schrijf je al:
‘U doet mij een groot genoegen direct na ontvangst van dit nummer uw abonnementsgeld te betalen.’
En je eindigt met:
‘Met hartelijke dank bij voorbaat.’
Tekenen van toenemende mildheid. De zeikers die, ondanks je hartelijke dank bij voorbaat, toch niet hebben gegireerd, werp je in ‘Tirade’ 198 alleen maar voor de voeten:
‘Ik moet toch niet blijven soebatten?’
Maar dat is meer:
‘Ik ben niet boos. Ik ben bedroefd.’
Vandaag hoef je niet bedroefd te zijn. Integendeel - het tweehonderdste