Tirade. Jaargang 18 (nrs. 193-200)(1974)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 471] [p. 471] Herman de Coninck Vier gedichten ik sta in de hall en je warrelt van de trap als een arpège van chopin. we zoenen een akkoord, nou ja, een orgelpunt bijna, zoiets als beethoven die ook nooit kon eindigen. en al spoedig weet je ene been niet meer wat het andere doet, en een bed komt onder ons terecht (hoe zijn we intussen weer boven geraakt?) en mijn verlangen is zo groot geworden als een lange straat waardoor ik hijgend en nog net op tijd kom aan- gerend. en nadien is mijn lichaam een luie sofa waarin ik tot rust kom en waarin het gevoel dat ik heb van mijn borst tot bedaren komt (zoals de zee gaat rusten in de zee) in mijn borst. [pagina 472] [p. 472] en 's nachts gingen we naakt zwemmen, we zwommen onze namen op het water, ik zwom An in twee grote letters, jij zwom uitgebreid aan de naam Herman en met de gouden maan eroverheen leek het wel alsof we onze namen definitief genoteerd hadden op een van de gewijde bladzijden van het Boek. en toen we omhelsden stond de zekerheid van mijn pik als een paal boven water, ik zoende de waterdruppels van je gezicht, voorzichtig één voor één zoals een pointillist toetsjes aanbrengt op zijn doek ‘naakte vrouw bij maanlicht’, en in geen enkele vergelijking pasten je borsten zo mooi als in mijn handen. en in bed, ik kwam al van ver aan- gerend, deklamerend ‘Hier Ruk Ik Aan Met Een Erektie Als Een Pompiersladder Om Jouw Brand Te Blussen' en we lachten en wat maakten we een leven dat we negen maanden later Tomas zouden noemen. [pagina 473] [p. 473] het is allemaal al zo vaak gebeurd in deze tweedehandse werkelijkheid dat kristus vandaag de dag nog hoogstens zou kunnen zeggen: zie ik maak alles zo goed als nieuw. het is allemaal al zo vaak gebeurd, ook dat mensen voelen, wij zijn iemand als ze weer eens samen zo goed als niemand zijn geweest. ik zou haast zeggen: dit is liefde, maar het is te waar om mooi te zijn. en toch, een eufemisme behandelt ons zo zacht, ongeveer zoals jij die al mijn gebreken in je armen neemt en ze streelt en ze herman noemt. [pagina 474] [p. 474] Ballade van de traagheid ik hou van de traagheid van liggen in gras, als een vorst: ik, uitkijkend over mijn aanhangers, mijn ledematen, zeggend tot mijn linkerarm: jij daar, breng mijn hand eens voor mijn mond, dat ik geeuw, in orde, ga maar weer liggen, goed zo, tucht moet ik hier hebben. ik hou van de traagheid van zijn, zen, zegt men in het oosten, ik geloof dat het hetzelfde is. ik hou van de traagheid van liggen in bed, jij naast mij, je knieën in mijn knie- holtes, als twee s-sen, de traagheid waarmee je me niet gezegd hebt dat je al wakker was, je uit lippen bestaande ontvankelijkheid, de traagheid waarmee ik sneller en sneller kom, de kalmte waarmee ik wilder en wilder word, de traagheid van jouw diplomatisch lichaam dat geeft en neemt, jouw corps diplomatique, [pagina 475] [p. 475] en de traagheid van een sigaar nadien, de traagheid van grandeur, de traagheid van wie zich te pletter rijdt tegen een boom in vertraagde film, het majestuoso van een ontploffing, plechtig, plechtig eindigt dit leven. Vorige Volgende