| |
| |
| |
Negen gedichten
Frits Dalenoord
De kathedraal
toen ik mij zalfde tot prelaat.
in mijn zonnig verwerende paleizen.
de wereld fundamenteel te veranderen
en vroeger Alexander de Grote
Met mijn ordenende legers
bezette ik geschonden moestuinen
die ze elkaar betwistten,
aan de modderige eierschaal
van de voorvaderlijke kathedraal.
Heel wat door vreemde snuiters
verzengde akkers lijfde ik weer in
| |
| |
om de holle hoeven te zegenen,
en het koren weer ruiste.
Nu hoefden ze ook de missen
mijn niet te tellen kapellen.
Ik bezat een kostbare doodkist,
waarin ik soms even ging liggen
om te wennen en zong dan nog romaanser,
de jongens het voetballen af te leren,
die Jeruzalem zouden bevrijden
zijn nooit geformeerd. De normale mens
werd zelden innerlijk verteerd
In het doorluchtig schip van mijn kerk
en prees Gods wonderwerk.
Door opvallende bewondering te tonen
probeerde ik mijn goede smaak te bewijzen.
uw petroleum, uw brandende Natuur.
die tweeledig, evenredig,
| |
| |
leven schenkt aan kolen en konijnen,
maar ook mijnschachten doet vlammen
en zekere bioskoopbezoekers,
bij de nooduitgangen saamgeschoold
Wist hij het te waarderen,
hoewel ik hem- dit is konfidentiëel-
Ik kende immers de bandeloze Heren,
die, buiten de gewijwaterde wallen
bars en obstinaat regeren.
bezocht hij mijn kathedraal!
Dus gingen wij gewoon door
achter de tralies van het Koor.
hing aan een touw een oude man.
Ik zag de knik in zijn nek.
Hij mocht hier tussen de spersiebonen
inwonen bij zijn schoondochter
die hem zijn trage knobbeljicht verweet.
dat hij op het laatst nog piste.
IJzerhard verwerkte ik deze droom,
| |
| |
maar meed de afgevallen klompen.
Toen schreef ik dat definitieve biljet
waarmee ik mijn inquisitie heb ingezet:
Jullie hebben vrij stompen,
Ik was buitengewoon populair
om mijn werk in de grafkelders.
rustten daar vrome mezen en mussen
die mijn oom met de windbuks
met de kop bovenzinnelijke chokola
die de eeuwigheid verleent
's Nachts danste ik mijn doden
met mijn barrevoeter boeren en postboden
Graag gedenk ik mijn ritten op de appelschimmel
Broze maagden vielen ons te hoef
en smeekten om voorspraak
terwille van verloofden of ouders,
Ik loofde goede intentie en beloofde
| |
| |
Mijn mantel was een lijkwa,
verrijkt met kruis en stool.
Om de schedel kranste het onmisbare symbool,
getwijnd door mijn begijnen
die zo graag vlechten en twijnen.
Geen gevederde grootvorst herrees.
nooit openlijk verkondigd.
Maar mocht ik ze wanhopig maken
door de godsnijverheid te staken?
Werkte stiller, pessimistischer, alchimistischer
gesteund door zuster Rozien
afgietsels van twee nogal charmante tantes
| |
| |
asketische driften doorproefd!
Ze wilden de aarde niet bezwaren
waren zij steriel en onvervaard
bedreven wij het l'art pour l'art.
Onze liefde was gymnastisch,
zoals alle gewijde bedrijvigheid.
voor de Heer van de Hades
en dansten blank gebalsemd steeds maar weer
voor de rouwrand van de spiegel
die in de vale schemering
het televisiescherm verving
Ik hield van dit tandakken
in de zwarte, kerkelijke badpakken.
Ik voerde ze bonbons, mijn late troost
in een steeds wankeler bestaan.
Dat ik bestond was nog te begrijpen.
grootouders, tantes, ooms,
Maar waar kwam de hele wereld vandaan?
Hoe kan men zoiets geloven?
| |
| |
Misschien bestaat het bestaande niet positief.
Maar als ik hen hoorde stampen
had ik iets om me aan vast te klampen.
Hoog hieven ze de degelijke benen
van de kruisgang in het parket
Vaak gingen we vroeg naar bed,
door een houten skulptuur
van de Maaier met zeis en bekkeneel.
Dan werd ik consubstantiëel
en haast helemaal materiëel,
zolang haar zijden woelen in de bedstee
mijn slapeloosheid begeleidde.
| |
| |
| |
Mogelijkheden
hinkten er niet blindelings
Toch was haar vader chirurg,
maar hij verbleef ver van de korenessen
maakte een drama uit de manier
waarop ze me limonade offreerde
en met knikjes van haar bruine knieën eerde.
In haar ogen een zekere verwachting,
vermengd met een beginsel van hoogachting.
van een komplete carrière
Landsadvokaat, planekonoom?
Maar ergens ook een kerel als een boom
als Chopin, de winterse huzaar
bij de centrale verwarming
| |
| |
niet zonder pathos bespeelde.
het krieken van haat pianistiek.
Uit een wasbleek boek las ze verzen op
Ze was zo stevig. Zou ze me,
voorlopig nog ongelikte herdersknaap,
met het elementaire hopsa
van de berecynthische moeder
van onzekerheid verlossen
of me straks op het omrasterde gazon,
feeëriek in de oudgouden zon,
met melkblanke tennisballen?
| |
| |
| |
Hallo
omdat ze niet zo heel vast
op haar heel slanke benen staan.
Misschien kan de wind ze opnemen
of in de voren om de graven
van te vroeg bedolven kinderen.
Zomaar, in een lamme televisiefilm
het bloemknopje van het kopje
en de gespannen halspezen
en haar moeilijk proevende lip.
Dit smaakt bitter en dat bah.
Hoe makkelijk vluchten zij
in willekeurige gewaden en snijden
luchtige paden naar lichtkastelen.
| |
| |
Ik zou je willen draperen
tot sibylle of tot victoriaanse
spring in 't veld over herkauwende
schapen en hun geurloze keutels
op een moeraseiland van Bergman,
die de prooi van elke slagersjongen
wil zijn, maar pas was ze nog
een alomvattend haviksoog.
Verkracht door de dorpsidioot
ontsnapt ze in een zinkende boot.
We zouden heel leuk samen
kunnen spelen en stikken van het lachen
in de lusthof van een hooizolder.
We hebben geen last van geloof,
| |
| |
| |
Ode aan de vrijheid
in de kelders van de huizen
| |
| |
met gewierookte palmscheuten.
de ontbloting van zijn lies
in de hoogst instruktieve
Grandioos is zijn avondrust
| |
| |
| |
Landschap van Brahms
De logge wolken wateren van de kou.
Waar zijn de schippersdochters heengedreven
die ruiten lapten en de reling wreven
of slingerden als feeën aan een touw?
Ik droog mijn ogen met de natte mouw
van mijn overjas. Een streng fugato zou ik geven,
als ik zo'n zwierig fokkezeil mocht reven
en klimmen in het want met een asblonde vrouw.
'k Heb al een schipperspijp. Daar ligt een klomp,
nog bruikbaar, in het boreaal laagveen.
De jicht van mijn synkopisch linkerbeen
noopt me tot nederstrijken op een wilgestomp.
En ernstig als de godverlaten roerdomp,
zing ik een kerkelijke hymne voor me heen.
(Uit een geplande serie: ‘Klassieke sonnetten’).
| |
| |
| |
Moment in Frankrijk
trok men lichtgevende paden
Nergens vlegels. Vleugels
dorsen de bessenstruiken.
Geëgde heuvels in het westen
en gaan leven in de schaduw
aan de treuzelende schoolmeisjes
die ze met weke vinger uittekenen
| |
| |
| |
De vertaler
een kansspel met de vingerkootjes
van illustere voorgangers,
Ze volgen de foxtrott van
de voorvaders, de stamppot
De jeugd is niet overbelast
met briljante toekomst. Ze eet graag lever
en mimeert de bedrijvigheid
| |
| |
en schiep nieuwe komposities:
vanzelf stijgende wolken.
Met neusfluit en krotaal,
als de hunne nasaal, a-tonaal.
Toch rijk aan viervoeters
en flierefluiters in de grassen.
Soms spatten er voorns in het geklater
Vertaald in het algemeen beschaafd Washingtons
Maar ik vertaalde mijn lief,
als ze springt met de lama's,
in een onbruikbaar motief-
| |
| |
| |
Savanne
Dit is vanmorgen de nieuwe hemel,
dit is vanmorgen het mislukte leven.
Wat doet het er toe, het is goed verdwijnen
langs de oneindige boog van bergen,
De unieke, de verborgen God wilde ik
dat hier zou wonen, breed ademend.
Geel sein van zijn baken.
droogbloeiende vlam van vlinders,
Ik sleep Pascal mee, bittere ashoop
van ongeloof in het tastbare.
Ik zal hem de kalken ogen openspalken
en dopen met wit rivierzand.
tot hij, opgeveerd als faun,
begint achter de vele gemiste typistes aan,
wier mondhoeken vanmorgen
| |
| |
| |
Hiernamaals
Het Hiernamaals leek soms
op de schim van een ionische tempel
die in een zilveren schaal opgebaard dwaalde
Neo-platonische filosofen,
lijntrekkers, meetkundigen,
vegetarische soep van kroten en penen.
Op magere benen hurkten ze
bij de welriekende damp. In de baard
heel wat ongedierte, maar ook
een superieure glimlach, zorgvuldig
met het scheermes uitgespaard.
de permanente surreële tentoonstelling
Hemelsblauwe plafonds zoemden
als een elektrische centrale.
kruising van de wereldkampioen boksen
en een emeritus predikant.
| |
| |
Ergens Pandora, de ideale vrouw,
Ik passeerde abstrakte pannen en potten
die je voeden met hun glans,
voelde me doorgelicht, opgelicht,
door het onzichtbare licht
en bleef maar zweven in het vergezicht
van glazen blazen, oogbollen, hoepels, koepels.
sisten iets obsceens in het helleens.
Ze transpireerde mosterdzacht
onder de vracht van haar parels.
Pallas Athene schonk de korte rok,
de diamanten keten om haar oren
Hermes plantte list en vleierij
in de snoezige, wat groezelige boezem.
Fel bewogen elektrocardiogrammen
van slapeloze mannen die haar begeerden
stroomden uit de ondermaanse kerker
Eens waren alle mensen mannen
en onsterfelijk. Om hun trots te breken
en ze een neurose onder de biceps te steken
Lang peilde ik het loeren
achter haar zonnebril, die elke gil
van de tandvleeskleurige carnavals
van Trinidad en Sao Paulo weerkaatst.
| |
| |
Ik kreeg kippevel op mijn rug
van een harde kuch en sprong opzij,
maar nog steeds stond ik in de slagschaduw
Dit is ook het Vaderhuis van Zeus,
die tot pure viriliteit geabstraheerd
met de penisvormige skepter
Hij gaf haar het platina polshorloge
|
|