dat iemand zo konsekwent genegeerd werd, wel dat er een scherm om een bed kwam, maar dan om andere redenen. In de akademische kliniek, waar ik de zomer daarvoor met een groep tbc-patiënten op het terras van een paviljoen had gelegen, kreeg een jonge vrouw, die enkele maanden na haar trouwen ziek was geworden, op het zondagse bezoekuur een scherm om haar bed, waardoor ze zich met haar man wat kon afzonderen. Ze lag links van mij en het scherm, van wit gelakt ijzer bespannen met geplooid linnen, onttrok het echtpaar volledig aan het gezicht. Wij waren al gewend aan dit ritueel, maar voor het meisje rechts van mij bleek het iets dat haar tegelijk ergerde en opwond. Doordat haar familie in Limburg woonde kreeg ze weinig bezoek en wilde ze altijd precies weten wie er aan de andere bedden zaten.
Als het weer zo ver was ging ze uit bed hangen en begon tegen me te sissen.
‘Zijn ze al aan 't vrijen?’
‘Ik denk van wel.’
Haar smal, sproetig gezicht werd rood. Ze helde nog verder naar mij over, sloeg haar hand in mijn dekens en fluisterde: ‘Kan je niks zien?’
‘Door het scherm heen zeker.’
‘Je kan 't toch opzij duwen. 'n Kiertje is genoeg.’
‘Ik kijk wel uit.’
‘Ze merken er niks van, ze zijn zó druk bezig...’ Haar knieën schoten nu over de rand van haar bed. Ze viel er bijna uit. ‘Heel eventjes maar.’
‘Ga toch liggen en laat ze. Straks mag je 'm gedag zeggen.’
‘Je kan er makkelijk bij. Toe nou!’ Ze gaf het niet op, porde me tegen mijn schouder, bleef aan mijn dek trekken.
Het scherm stond inderdaad vlak naast mijn bed. Maar ik voelde er niets voor om die twee te begluren. Ik gunde ze hun privacy. De rest van het rijtje op het terras dacht er net zo over. We kwamen er wel voor uit dat we soms afgunstig waren. Wij wilden ons ook best achter een scherm met een man amuseren. Maar om dat privilege te krijgen moest je kennelijk getrouwd zijn.
Na het bezoekuur stapte de echtgenoot, een bleke man met een kuif, achter het scherm vandaan. Hij streek de kuif op, hing zijn