Tirade. Jaargang 16 (nrs. 173-182)(1972)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] Vier gedichten Rutger Kopland Heide met hond Wij liepen door de hei en zochten hem, vergeefs natuurlijk weer: vuil bruin was hij geweest, als de hei en de lemen wanden van de kuil. God, god, zachtaardiger kon toch niet, hij kwispelde nog toen wij hem al begroeven. Nu is hij wind, bedorven wind met Kraaien. [pagina 22] [p. 22] Wie wat vindt heeft slecht gezocht Wie nog op poëzie wacht? Jij niet, jij wacht op de dag dat het echt terugkomt, dat wat je zocht naast je zal liggen en zuchten en kreunen, leven, dat er godverdomme eindelijk eens geen woord poëzie uitkomt. Dacht je dan nog aan de terugkeer van white horse, schemer en beddegeur? ‘Je was tenslotte nog jong en vol melancholie, buiten regende het even zeer als in je hart.’ (Gedicht) ‘Langs de trap omhoog ruiste het zijige duister van dijen en kruis.’ (Gedicht) ‘De borsten hingen als grote verdrietige druppels aan haar lijf.’ (Gedicht) Ach ach, dat hoef je toch nooit meer te lezen. Nee, wie nog op poëzie wacht, hij vindt iets, iets wits naast zijn bed, een zakdoekje, een vlinderlicht broekje, lieve vergeetsels. Weg, weg betekent het, de trap af. De vinder, hij kijkt naar de vondst aan zijn voet en hij voelt, ja hij voelt nu het grote gevoel: het Leven, dit is het leven! Dit is [pagina 23] [p. 23] Over de heel oude boxer De heel oude boxer leeft dus nog, hij leeft waar hij hoort, achter de tuin, waar zacht smeulend vuilnis ligt te roken in de regen, zonder te ruiken, zonder te pissen, zonder een vriend met een riem, doodslaan moesten ze hem, ik kan er vanmorgen niet tegen; ik voel het gewicht van zijn kop, een hele nacht pils en jenever. Hij heeft de kracht in zijn nek niet meer, om mij aan te kijken. [pagina 24] [p. 24] Dat wij dat waren In ons huis waren stoeiende mannen en meiden gekomen. We droomden alle dagen dat wij dat waren. Uit de provincie woei oude boeren-wind aan. Zodoende wandelden we veel en sloegen en kietelden elkaar als gekken. In onze rustige momenten bespraken we raadsels: Honden, Handen, Hinden e.d. Drank maakte ons helder, goedlachs. We zouden elkaar niet verlaten, we zouden elkaar niet weerzien, we werden wakker bij anderen dan wij. Vorige Volgende