Tirade. Jaargang 15 (nrs. 163-172)(1971)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 305] [p. 305] [Gedichten] Ze sjouwt zich een rotje Op haar fietsje doorkruist zij Buitenveldert als een vrouwtjesmerel op zoek naar voedsel onder haar vleugels rust ik in de middag als het jong dat volgestopt moet worden Toch word ik niet dikker, de wodka saneert me ik ben haar chef-kok die het eten keurt zij let goed op of ze zwaluwen ziet dan weet ze dat de lente mij doet afvallen Zij heeft het vogelhuisje op de zomerplaats gezet de vogels krijgen niets meer: alles is voor mij ik drink 1/4 liter slagroom of het niks is Schande, schande, roept zij, denk aan het kalfje dat de room nu niet krijgt en jij hangwagen zo beheert zij haar milieu en mij erin C. Winkler [pagina 306] [p. 306] Zij praat met de planten Ze kijkt de zaadjes de grond uit de lobelia, de leeuwebekjes en het vingerhoedskruid, maar de Achillea luistert niet zo goed doch de lavendel Gehoorzaamt als kool, zo praat ze verder de bloemen tegen de katten bewakend gaas gespannen om ze te weren de rozen overgeplant in de voortuin En van de zomer bij haar border zal zij theeschenken en plantpraten en ik luisterend naar de bijen Zo zullen wij gelukkig zijn onder de bloemen de kelk voorzichtig sluitend in de avond en 's morgens de zon tegemoet C. Winkler [pagina 307] [p. 307] Wezen De langzame overbloeseming van mijn geheugen de tijd glipt als water door de vingers de duur lijkt een eindeloos continuum hoe lang al dicht ik uit het niets tevoorschijn? Ik zou niet weten wat mijn roeping is dat ik eens per maand wat opschrijf is toevallig de geneeskunst is diep in mij weggezakt en dichten kan men geen roeping noemen Eerder is het een markering van de levensweg een steun voor het overbloesemde geheugen het geheugen dat dichtgegroeid is met zomers die ik groen waarnam in aangename schaduw Zo sta ik voor het nu als pasgeborene toekomst en verleden zijn vormeloos alleen elk heden is een vast gegeven de zonnestraal die 8 minuten eerder vertrok C. Winkler [pagina 308] [p. 308] In memoriam Tante Annie Toen de prunus bloeide is zij gestorven het carcinoom bloeide in haar lichaam ze wist het vantevoren: ‘hoe kort, hoe lang?’ zo schreef zij mij toen de bladeren vielen Ze hield van bloemen, vogels, reeën en heeft nog met mijn Vader het bureau gedaan later als ik haar opzocht op de Veluwe dronken wij thee uit porceleinen kopjes Ze schreef mij altijd met mijn verjaardag haar duidelijk handschrift een paal boven water haar Woord als de natuur waarin zij thuis was Witte grasanjers lagen op haar graf wit was het kruis dat zij in 't leven droeg zij was een goed verpleegster en een lieve Tante C. Winkler Vorige Volgende