Tirade. Jaargang 15 (nrs. 163-172)
(1971)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |
Russische notities
| |
[pagina 76]
| |
schrapte passages volgen hieronder. De vraag, waarom deze fragmenten niet in de oorspronkelijke tekst zijn opgenomen, of dit op initiatief van de auteur is gebeurd, of op last van de uitgever of van een censuurinstantie op grond van ‘pornografie’, is niet te beantwoorden, ofschoon vermoed kan worden, dat de auteur deze delen zelf heeft weggelaten, omdat zij de eenheid van de compositie verstoorden. De sombere kwelgeest, Predonow, leraar aan een jongensgymnasium in een Russische provinciestad, had de gewoonte de ouders (of ook wel de hospita's) van zijn leerlingen te bezoeken met klachten over het gedrag van de jongens in de hoop, dat die dan afgeranseld zouden worden. Zo is hij ook bij de notaris Goedajewski en diens vrouw Joelija Petrowna Goedajewskaja op visite geweest, waar hij zich over hun zoon Antosja heeft beklaagd. De notaris Goedajewski wil eerst een onderzoek instellen en weigert zijn zoon te straffen, zijn vrouw, Joelija Petrowna, wil het kind daarentegen een pak slaag geven; zij heeft daartoe de hulp van de leraar Peredonow ingeroepen, die dezelfde avond ten huize van de notaris verschijnt, wanneer deze naar zijn klub is gegaan. Wat er dan volgt, wordt in de roman zelf alleen gesuggereerd en verder aan de verbeelding van de lezer overgelaten; maar in de geschrapte fragmenten van dit hoofdstuk wordt de handeling tot in het absurde doorgetrokken en het sexueel-sadistische element duidelijk onderstreept. De auteur, Fjodor Sologoeb, was in het begin van de twintigste eeuw de leidende figuur onder de dichters van het Russische symbolisme en de belangrijkste vertegenwoordiger van de zogenaamde ‘Dekadenten’. Sologoeb heeft zelf jarenlang als wiskundeleraar in de Russische provincie gewerkt, later als schoolopziener in Petersburg, na 1907 wijdde hij zich uitsluitend aan de literatuur. Na de revolutie van 1917 is hij niet naar het buitenland uitgeweken, maar als een ‘binnenlandse emigré’ in de Sowjetunie gebleven. Zijn laatste levensjaren sleet hij in armoede en eenzaamheid, officieel geboykotteerd en hij stierf in 1927. Hij liet een poëtisch oeuvre na, dat centraal staat in de Russische literatuur van de twintigste eeuw en enige romans, waarvan Een kleine demon een boek van grote allure is, een boek, dat op tal van wijzen gelezen kan worden, als ‘sociale’ satire, als fantasmagorie, als een groteske, als klinische analyse van een ziekteproces, als een der zeldzame voorbeelden in de wereldliteratuur van de geslaagde symbolische ro- | |
[pagina 77]
| |
man. Een boek, dat in geen enkele Sowjetrussische boekwinkel te koop ligt. | |
Fjodor Sologoeb Een kleine demon
| |
[pagina 78]
| |
haar en ze leidde haar zoon, met haar arm nog aldoor om zijn schouder, de kamer uit. Antosja wist nog niet, wat hem te wachten stond, maar het kordate optreden van zijn moeder had hem bang gemaakt en deed hem het ergste vrezen. Toen ze op de gang kwamen en zijn moeder de deur achter ze had dichtgetrokken, werd Antosje opeens Peredonow gewaar, hij schrok hevig en probeerde zich los te rukken. Maar zijn moeder hield hem stevig bij zijn arm vast en trok hem snel in de gang met zich mee, waarbij ze zei: - Kom, kom mee, schat, ik ga je een pak op je billen geven. Die tyran van je vader is nu niet thuis, dus krijg je je pak slaag, lieverd, dat zal je goed doen, schat. Antosja begon te huilen en schreeuwde: - Maar ik heb toch niks gedaan, waar moet ik dus straf voor krijgen! - Hou je mond, hou je mond, schat! zei de moeder en ze gaf hem met haar vlakke hand een klap op zijn achterhoofd, waarna ze hem haar slaapkamer binnensleurde. Peredonow kwam achter ze aan, hij mompelde iets binnensmonds en het klonk venijnig. In de slaapkamer lag de roede al klaar. Peredonow vond het maar niks: veel te dun en veel te kort. ‘Speciaal voor dames’, dacht hij en hij maakte zich kwaad. De moeder liet zich snel op een stoel neer, trok Antosja naar zich toe en begon hem zijn broek los te knopen. Antosja was vuurrood geworden, zijn gezicht was nat van de tranen, hij gilde, wentelde zich in haar armen om en om en spartelde met zijn benen: - Mama, mama, vergeef me, ik zal het nooit weer doen! - Stil maar, stil maar, schat, antwoordde zijn moeder, kom, trek gauw je broek uit, het zal je heus goed doen. Stil, wees maar niet bang, het gaat snel over, troostte ze hem en ze had in een handomdraaien zijn broek omlaag. De halfontklede Antosja spartelde tegen, schopte met zijn benen en schreeuwde het uit. - Help me even, Ardaljon Borisytsj, zei Joelija Petrowna op een luide fluistertoon, - zo'n wildebras, ik wist het wel, dat ik het alleen niet met hem zou kunnen klaarspelen. Peredonow pakte Antosja bij zijn benen vast en Joelija Petrowna begon hem af te ranselen. | |
[pagina 79]
| |
- Wil je niet meer zo lui zijn! Wil je wel niet meer zo lui zijn! zei ze na iedere slag. - En niet in de contramine, hè, niet in de contramine! sprak Peredonow haar na. - O-o! Ik zal het nooit weer doen, o-o-o! nooit weer! schreeuwde Antosja. Joelija Petrowna spande zich zo in, dat haar krachten waren uitgeput. - Nou, genoeg, schat, zei ze, en ze liet Antosja los, genoeg, ik kan niet meer, oef, wat ben ik moe! - Als u moe bent, kan ik het overnemen en hem nog een pak slaag geven, opperde Peredonow. - Hoor je, Antosja, gauw, bedank hem, zei Joelija Petrowna, bedank hem, sla je hakken tegen elkaar. Ardaljon Borisytsj is zo vriendelijk je nog een pak slaag te geven. Kom hier, ga op mijn schoot liggen, zo, schat. Ze gaf de roede aan Peredonow, trok Antosja weer naar zich toe en drukte hem met zijn hoofd in haar schoot. Peredonow kreeg opeens de schrik te pakken: hij verbeeldde zich, dat Antosja zich kon losrukken en hem zou bijten. - Genoeg voor vandaag, zei hij. - Hoor je, Antosja? zei Goedajewskaja en ze trok Antosja's hoofd bij zijn oren omhoog. Ardaljon Borisytsj schenkt je vergiffenis. Bedank hem, sla je hakken tegen elkaar, vooruit. Gauw nou, en kleed je dan aan. Snikkend sloeg Antosja zijn hakken tegen elkaar, trok zijn broek op, zijn moeder nam hem onder de arm en bracht hem naar de gang. - Wacht u hier even op mij, fluisterde ze Peredonow toe, ik heb nog iets met u te bespreken. Ze bracht Antosja naar de kinderkamer terug, waar de kinderjuffrouw Liza al in bed had gestopt en ze beval hem gauw onder de wol te kruipen. Daarna keerde ze naar de slaapkamer terug. Peredonow zat somber op een stoel in het midden van de kamer. Goedajewskaja zei: - Ik ben u toch zo dankbaar, zo dankbaar, ik vind er geen woorden voor. U hebt u zo nobel gedragen, zo nobel. Dat was de taak van mijn man geweest, en u hebt mijn man vervangen. Hij verdient het, dat ik hem de horens opzet; als hij toelaat, dat een ander zijn plichten waarneemt, dan heeft die ander ook al zijn rechten. | |
[pagina 80]
| |
Ze wierp zich op Peredonows hals en lispelde: - Streel me, schat! En toen zei ze nog een paar onherhaalbare woorden. Peredonow was stomverbaasd, hetgeen niet wegnam, dat hij zijn arm om haar middel sloeg en haar op de lippen kuste. Zij zoog zich met een lange, gulzige kus aan zijn lippen vast. Even later rukte ze zich uit zijn armen los, stoof op de deur toe, draaide de sleutel in het slot om en begon zich toen snel uit te kleden.
Antosja Goedajewski sliep al, toen zijn vader uit de klub thuiskwam. De volgende ochtend, toen Antosja Goedajewski naar school ging, sliep zijn vader nog. Zo kwam het, dat Antosja zijn vader eerst overdag te zien kreeg. Hij was achter de rug van zijn moeder om naar de studeerkamer geslopen, waar hij zich bij zijn vader beklaagde, dat hij een pak slaag had gekregen. Goedajewski brieste van woede, rende door zijn kamer heen en weer, smeet enige boeken van zijn bureau op de vloer en schreeuwde met een verschrikkelijke stem: - Wat vuil! Smeerlapperij! Gemeen! Afschuwlijk! Een rotstreek! Zwijnerij! Dat zet ik haar betaald! Toen stoof hij op Antosja af, trok hem zijn broek omlaag, bekeek zijn tengere lichaam met overal kriskras smalle rode strepen en striemen en hij schreeuwde met een doordringend stemgeluid: - De landkaart van Europa, zeventiende druk! Hij tilde Antosja in zijn armen op en droeg hem naar zijn vrouw. Antosja voelde zich helemaal niet op zijn gemak, hij schaamde zich en snikte met piepende geluidjes. Joelija Petrowna zat verdiept in een roman. Toen ze uit de verte het misbaar hoorde, dat haar man maakte, raadde ze meteen, wat er aan de hand was, ze sprong op, wierp het boek op de grond en liep met gebalde vuisten door haar kamer, waarbij tal van bontgekleurde linten door de lucht fladderden. Goedajewski trapte de deur van haar kamer met zijn voet open en stormde naar binnen. - Wat moet dit? schreeuwde hij, terwijl hij Antosja op de grond neerzette en haar het blote lichaam van de jongen liet zien. Waar komt die wandschildering vandaan? Joelija Petrowna stond van woede te trillen op haar benen en stampte | |
[pagina 81]
| |
met haar voet. - Jawel, een pak slaag! Ik heb hem een pak slaag gegeven! krijste ze, en het kwam goed aan ook! - Wat gemeen! In-gemeen! Godslasterlijk super-gemeen! schreeuwde Goedajewski, hoe durf je, zonder mijn voorkennis? - En hij krijgt er nog meer van langs, nog meer, alleen om jou te pesten. Iedere dag krijgt-ie een pak slaag van me! krijste Joelija Petrowna. Antosja rukte zich los, trok snel zijn broek op en nam de benen, terwijl zijn vader en moeder doorgingen elkaar de huid vol te schelden. Goedajewski sprong op zijn vrouw af en gaf haar een klap in haar gezicht. Joelija gilde, begon te huilen en schreeuwde: - Monster! Schurk! Nagel aan mijn doodkist! Ze wist handig van een gunstig ogenblik gebruik te maken, vloog op haar man af en diende hem een harde klap op zijn wang toe. - Revolutie! Verraad! Alarm! schreeuwde Goedajewski. Om de beurt deden ze een uitval naar elkaar en vochten zo een hele tijd door. Eindelijk waren ze aan het eind van hun krachten. Goedajewski ging op de vloer zitten en brak in tranen uit. - Ellendeling! De beste jaren van mijn leven heb je verpest! jammerde ze op een langgerekte, jankende toon. Goedajewski bleef even voor haar staan, stond op het punt haar nog een oorvijg te geven, maar bedacht zich, hij ging ook op de grond zitten, tegenover zijn vrouw en schreeuwde: - Furie! Xantippe! Heks op een bezemsteel! Mijn hele leven heb je verpest! - Ik ga naar moeder! zei Joelija Petrowna jammerend. - Ga maar, antwoordde Goedajewski woedend, met alle plezier, ik breng je nog weg en zal juichen en je met een Persische mars uitfluiten. Goedajewski bracht in zijn vuist een schrille en woeste melodie ten gehore. - En ik neem de kinderen mee! schreeuwde Joelija Petrowna. - De kinderen krijg je niet! schreeuwde Goedajewski. Ze sprongen allebei tegelijk op, zwaaiden met hun armen en schreeuwden - Ik geef jou Antosja niet! krijste zijn vrouw. - En jij krijgt Antosja niet! schreeuwde de man. | |
[pagina 82]
| |
- Ik neem hem mee! - Ik geef hem je niet! - Jij verwent hem, verpest hem, je richt hem te gronde! - Jij wilt de baas over hem spelen! Ze balden hun vuisten, dreigden elkaar en holden toen van elkaar weg, zij naar de slaapkamer, hij naar zijn studeervertrek. Het geluid van twee dichtslaande deuren schalde door het hele huis. Antosja zat in de studeerkamer van zijn vader. Hij vond dat de meest aangewezen en veiligste plek. Goedajewski rende door de kamer en verzekerde keer op keer: - Antosja, ik geef je niet aan je moeder, nee, dat nooit. - Geef haar dan Liza, raadde Antosja hem aan. Goedajewski hield zijn pas in, sloeg met zijn hand tegen zijn voorhoofd en schreeuwde: - Eureka! En hij holde de kamer uit. Antosja wierp een schuwe blik in de gang en zag, hoe zijn vader naar de kinderkamer rende. Toen hoorde hij Liza huilen en de verschrikte stem van het kindermeisje. Goedajeswki had de ontdane, onbedaarlijk huilende Liza aan haar arm de kinderkamer uitgesleurd, trok haar mee naar de slaapkamer, wierp haar aan haar moeder toe en schreeuwde: - Hier heb je het meisje, neem haar mee, maar mijn zoon blijft bij mij, op grond van zeven artikelen van zeven hoofdstukken van het burgerlijk wetboek. En hij rende terug naar zijn eigen kamer, met onderweg nog de kreet: - Om je rot te lachen! Neem jij de kleinste maar en ransel die langzaam kapot! Ohohoho! Joelija Petrowna pakte het meisje beet, nam haar op haar schoot en begon het kind te sussen. Even later sprong ze eensklaps overeind en sleurde haar aan haar arm snel mee naar haar vader. Liza begon opnieuw te huilen. Vader en zoon hoorden allebei in de studeerkamer Liza's gebrul dat op de gang steeds dichterbij kwam. Ze keken elkaar onthutst aan. - Wat nou? fluisterde de vader. Ze neemt het kind niet! Ze komt op jou af! Antosja kroop onder het bureau. Maar op hetzelfde ogenblik was Joelija Petrowna al de studeerkamer binnengestormd, ze wierp Liza aan | |
[pagina 83]
| |
haar vader toe, trok haar zoon van onder de schrijftafel vandaan, gaf hem een klap op zijn wang, pakte hem bij zijn arm, sleepte hem mee en schreeuwde: - Kom mee, schat, die vader van je is een tyran. Maar nu kwam ook de vader in het geweer, pakte de jongen bij zijn andere arm, gaf hem een klap op zijn andere wang en riep uit: - Wees maar niet bang, beste jongen, ik sta je aan niemand af. De vader en moeder trokken aan weerszijden aan Antosja en sleurden hem daarbij de hele kamer door. Antosja tolde tussen hen beiden rond en gilde in ontzetting: - Laat los, laat me los, jullie trekken me mijn armen uit! Op een of andere manier gelukte het hem zijn armen te bevrijden, zodat zijn vader en moeder alleen nog de lege mouwen van zijn blouse vasthielden. Maar daar hadden zij geen erg in en gingen woedend door aan Antosja te trekken en om hem heen te draaien. Met een vertwijfelde stem gilde hij: - Jullie trekken me uit elkaar! Het kraakt in mijn schouders! O-o-oh! Jullie scheuren me stuk! Nou, zie je wel! En inderdaad, de vader en moeder vielen plotseling naar twee kanten op de vloer, ieder met een afgerukte mouw van Antosja's blouse in de hand. Antosja holde met een wanhopige kreet de kamer uit: - Jullie hebben me mijn armen afgerukt, wat een toestand! De vader en moeder dachten inderdaad, dat zij Antosja zijn armen uit het lijf hadden gerukt. Ze begonnen op de grond liggend van de schrik te brullen: - We hebben Antosja uit elkaar getrokken! Daarna sprongen ze overeind, zwaaiden met de lege mouwen tegen elkaar en begonnen om het hardst te schreeuwen: - Een dokter! Hij is weggelopen! Waar zijn z'n armen! Zoek zijn armen dan! Ze begonnen allebei over de vloer rond te kruipen, konden de armen nergens vinden, gingen toen tegenover elkaar zitten en sloegen elkaar, brullend van angst en medelijden met Antosja met de lege mouwen om de oren, daarna vlogen ze elkaar in de haren en rolden al vechtend over de vloer. De kinderjuffrouw en het dienstmeisje snelden de kamer in en trokken hun mijnheer en mevrouw uit elkaar. |