Tirade. Jaargang 15 (nrs. 163-172)(1971)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] [Gedichten] Tante's dood Het is heel waardig, tante, Op 1 april te sterven! De eng'len zullen zeggen: Wat is dat voor een grapje, Die krasse oude dame, Of is het echt een dode, Een echte dode tante? Zij was reeds bij haar leven, Zo zullen d'eng'len zeggen, Een zeldzame verschijning: Haar weldoen was wat snibbig, Haar goedheid halfbegrepen, Wij moeten haar bij dezen Met eerbied welkom heten! Willem Wilmink [pagina 85] [p. 85] De boerenvrouw Daag'raad welhaast: de kille nachtwind luwde. Zij gaat naar buiten en hoort emmers rink'len, Verwijlt bij stad, schitt'ring van licht en wink'len, Bij alles wat zij opgaf toen zij huwde. Steeds voelt zij in zich, maar allengs verzwakter, Waarom zij hier het leven niet kan harden: Half nog onzichtbaar in de nevelflarden Passeren pachters met een laag karakter. En met een vaag bewegen van haar schouders Denkt zij terug aan vroege kindertijd, De zachte troosting van de kindermeid, Het zeer beschaafd gelispel van haar ouders. Aan d'echtverbintenis in 't klein gehucht, Later, met al d'in 't zwart geklede buren, De prediking van vele lange uren, Die haar verlegen maakte en beducht. En plots'ling, in een onverklaarb're gloed, Huiv'ren haar borsten in het ruwe linnen, En ze wil vluchten, maar ze gaat naar binnen, Waar haar de boer met norse blik begroet. Willem Wilmink [pagina 86] [p. 86] Een meneer meneer Wendrich was de eerste man in Enschedé met een neonlichtreclame op zijn huis in rode letters had hij laten aanbrengen het woord Wendrich (meneer had hij weggelaten) en na gedane dagtaak stond hij de armen op de borst gekruist te kijken naar zijn naam en naar de sterren mijn vriendje placht dan op het dak te klimmen en daar een vage handeling uit te voeren zodat het woord verdween Wendrich Wendrich! hoe goed kan ik mij achteraf uw hoogtevrees en uw verbittering begrijpen! Willem Wilmink [pagina 87] [p. 87] Hondje ze bijt nooit dieren zijn beter dan mensen dat zeg ik vaak ze bijt nooit u moet iets hebben dat haar zenuwachtig heeft gemaakt het zijn stomme dieren maar o zo verstandig dat zeg ik vaak ze moet gemerkt hebben dat u niet van honden houdt of houdt u wel van honden u bloedt wel heel erg u bent wel erg zwijgzaam. Willem Wilmink [pagina 88] [p. 88] Ans al die herinneringen zijn eenzaam nu zij ze niet meer weet: de tuin met een schommel in zonlicht. de vijver. het verdronken vogeltje. de morellenboom bloeit, wij kunnen de morellenboom zien bloeien, buurmeisje, maar wij kunnen daar niet meer komen. Willem Wilmink [pagina 89] [p. 89] Kinderjaren een boerderij waar ooit brand heeft gewoed, maar niet alleen daarom geblakerd: het is ook de ouderdom, ook het roet. zeildoek in het blad van de tafel die zwart is van vliegen. de tafellade: Calvé-kwartetspel. bidprenten. Lourdes. het langzaam draaiende rad van de droom, soms leidt het langs dit vreemde domein in het hart van de zomer - korenvelden, vermolmde schuur: dus ook de jas aan de roestige spijker. dus ook de gek in de buurt. Willem Wilmink Vorige Volgende