Tirade. Jaargang 12 (nrs. 133-142)(1968)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 342] [p. 342] Drie gedichten A. van Haastrecht voor mijn zoon omdat hij met een machtige haal de 5 kaarsen van zijn verjaardagstaart uitblies alles wappert bij mij ik wapper veel met mijn handen gevleugelde taal schreef eens een gedicht met - windkracht 8 - erin maakte langgeleden met die windsterkte een tekening op het noorderhoofd te scheveningen (het potje inkt werd weggeblazen) door al mijn schilderijen waait een stevige bries johannes de doper bijvoorbeeld wordt bijna omvergeblazen door de heilige geest jongstleden donderdag zeilde ik op de friese meren bij een fikse zuidwester savonds blies ik me duizelig aan een luchtbed op de eerste foto van mij gemaakt heb ik al moedermelkbelletjes op de lippen en dan mijn zijwindgevoelige auto nee ik overdrijf niet als ik zeg tempeest (dit gebaar maak ik erbij) ook schreef ik eens een gedicht... [pagina 343] [p. 343] waarschijnlijk bestaat er in het gespeelde ritme alleen maar 2 en 3 de rest is tempoverhouding optellen of vermenigvuldigen je kunt wel zeggen nu speel ik een 5-delig ritme, bijvoorbeeld kedíem te tám taaje of maar dat is dan 2 + 3 of 3 + 2 rákkete nákke alle andere variaties met 2× of 3× 1 erin worden toch weer 2 + 3 of 3 + 2 4 + 1 en 1 + 4 kunnen theoretisch wel maar dat swingt niet meneer van dalen wacht op antwoord blaiberg telt de slagen [pagina 344] [p. 344] ik heb nu al ruim 2 jaar genoeg van de dikke keel van de dichter ook ruik ik niet graag meer aan de kleerkast van mijn moeder een hekel heb ik aan de rubriek geestelijk leven en de linker hoektand veel te laag in mijn mond ik erger me aan de harde dijen van balletmeiden maar het lazerus krijg ik van de melige tik van de hangklok van mijn schoonvader de wereld wordt door schoppen en slagen verder gebracht Vorige Volgende