Tirade. Jaargang 10 (nrs. 109-120)(1966)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 745] [p. 745] Judith Herzberg / Drie gedichten Jiddish Mijn vader zong de liedjes die zijn moeder vroeger zong later voor mij, die ze half verstond. Ik zing dezelfde woorden weer heimwee fladdert in mijn keel heimwee naar wat ik heb. Zing voor mijn kinderen wat ik zelf niet versta zodat zij later, later? Voor de rozen verwelkt zijn drinken wij al het bloemenwater. Verdrietige intieme taal het spijt me dat je in dit hoofd verschrompelde. Het heeft je niet meer nodig maar het mist je wel. [pagina 746] [p. 746] De eigenliefde, of het gebrek daaraan, of het vermeend gebrek daaraan, verwringt contouren, zodat wat ik aan eerlijks tracht te zeggen trilt als de lucht boven de kachel, gespannen en doorzichtig. Het woordje waarheid schaterend in de kamer. [pagina 747] [p. 747] Bad Zwischenahn, 1964 De bruid strompelt de kerk uit op te hoge hakken en lacht haar schrijnend lachje vanonder topzwaar kapsel en laat zich kussen door de ooms, en blijft tussen de graven staan, en kijkt haar kleine nieuwe man nu aan. Begonia's barsten in bloei, klimop begroeit de middeleeuwse gevel, alles terwille van de fotograaf. De dominee kan gaan. Nu kan hij ons het oude altaarstuk verklaren. De man die Jezus slaat moet blijven dwalen hij is het joodse volk, de eeuwig wandelende jood, het laatst werd hij gezien zegt de legende, in Bremen, 1510. Ik slik en vraag hem in dit warm en drukkend Duitsland Waarom zijn kerk de helden van de eerste oorlog wèl die van de tweede niet met een plaquette eert? Zijn antwoord geldt hem, mij, god, de fotograaf, de doden; het valt ons allemaal niet makkelijk meer ons met onszelf te vereenzelvigen, en door te leven. Vorige Volgende