verstatelijkt en het gevolg is het opheffen van de scheiding tussen staat en maatschappij:
‘Toutes les révolutions autoritaires du XXe siècle apparaissent, à la lumière de cette analyse, comme des tentatives pour restaurer l'unité: unité de la vérité suprême, unité des classes sociales en un parti unique, unité de Société et de l'Etat.’ (blz. 173).
De fundamentele tegenstelling tussen de twee soorten industriële maatschappijen is de verdeeldheid van de leidende categorieën in de ene en de poging tot unificatie in de andere. Een democratische maatschappij is schijnbaar verscheurd, een sowjetmaatschappij schijnbaar vereend, met politieke leiders die afwisselend geestelijke leiders, massa-menners en managers zijn. Uiteraard komt noch het ene noch het andere type maatschappij in zuivere vorm voor.
Wij zijn verplicht te kiezen tussen twee heterogene maatschappijtypen. Het ene wordt geleid door gekozen politici, het andere door een groep die niet alleen pretendeert de hoogste - marxistische - waarheid te kennen, maar die bovendien de macht heeft om haar waarheid af te dwingen. Aron kiest duidelijk voor het eerste type:
‘Le dialogue s'arrêterait si personne n'aspirait plus au vrai. Il s'arrête aussi le jour où un homme ou un groupe a la capacité de rendre obligatoire pour tous sa version particulière de la vérité.’ (blz. 366).
Ook in deze bespreking is Aron niet volledig aan zijn trekken gekomen. Zo zijn bijvoorbeeld de hoofdstukken over de evolutie van de Sowjet- en de kapitalistische maatschappij, over de vernieuwing van de élites en over de betekenis van de sociale mobiliteit eveneens hoogst belangwekkend. Een aantal incidentele opmerkingen van de hoogleraar zijn waard om dikwijls geciteerd te worden.
Degenen die naar de ‘frisch fröhlicher Klassenkampf’ terugverlangen èn zij die menen dat een medicijn van sociale wetgeving, gemengd met wat medezeggenschap en bezitsspreiding, gelardeerd met een overvloed aan studie beurzen, onze maatschappij tot een conflictloze zal maken, doen er goed aan dit boekje zorgvuldig te lezen. Evenals - zij het vanuit een geheel andere richting benaderd - Renzo Sereno in The Rulers (Leiden, 1962), toont Aron hoe kritisch men tegenover de gangbare theorieën over klassen en élite moet staan. Gezien het succes van een naar mijn mening hoogst tendentieus boek als ‘The power elite’ van C. Wright Mills is dit niet overbodig. Met spanning zie ik uit naar een bundeling van Arons colleges over de politieke stelsels, die zijn beschouwingen over de industriële maatschappij zullen afronden.
G.H. Scholten