Franse literatuur
George Brassens, poète d'aujourdhui
Robuust en verfijnd tegelijk, zo zou men de poëzie van Georges Brassens, die onlangs werd opgenomen in de reeks ‘Poètes d'aujourd'hui’, kunnen noemen. Brassens is een paradoxaal volksdichter. Tot zijn wereld is op het eerste gezicht gemakkelijk toegang te krijgen, het is een heftige wereld. Over de erachterliggende gevoelens is geen twijfel mogelijk. Deze dichter is robuust omdat er bij hem geen greintje dubbelzinnigheid te bespeuren valt, zelfs een giechelende Brassens is een ondenkbare figuur. Zijn poëzie welt uit radicale bron. Meer dan een volksdichter is Brassens omdat hij een zo fijn vertakte gevoeligheid bezit. Zijn teksten handelen niet over liefde, boosheid of melancholie; de lezer weet precies welke nuance van deze gevoelens aan de orde is. Paradoxaal is verder dat deze volksdichter, die een simpele metholiek gebruikt - het totaalbeeld verschuift van couplet tot couplet steeds maar een eindje - zo'n technisch fenomeen is. Brassens hanteert ongemerkt de meest kundige ritmen en rijmen, hij is een dichter met een breed taalregister, dat zowel de vlinderachtige als de zwaargeladen termen omspant.
Een toegankelijke poëzie, waarin ieder zijn heftigste zelf kan herkennen, - deze karakterisering levert al voldoende argumenten voor Brassens' populariteit. Maar daarmee is de fascinerende werking die er van zijn liedjes uitgaat nog niet verklaard. Ik geloof dat hier nog een factor in het spel is: de ongewone manier waarop Brassens tekst en muziek combineert. Bij de meeste chansons heeft de muziek een dramatiserende of onderstrepende functie. Meestal is de muziek de mise en scène van de tekst, gaat het erom sluimerende woorden hun levendigheid terug te geven. Bij Lieder en nog hogere kunstuitingen heb ik vaak het gevoel dat de woorden onder de muziek begraven worden. In het ene geval fungeren ze als toneeltekst, in het andere als operatekst. Brassens' muziek daarentegen eist geen aandacht voor zichzelf, men is verbaasd als zijn stem opeens uitschiet in een vrolijk refrein. Brassens doet iets anders: wat hij met zijn eentonige begeleiding tot leven brengt is de muzikaliteit van de woorden. Anders gezegd: Brassens geeft aan woordklanken hun bezwerende waarde terug. Dat geldt niet alleen voor wat hij zelf geschreven heeft, maar ook voor teksten die men leeg waande, voor morsdode balladen van Hugo bij voorbeeld.
Een andere paradoxale zaak bij deze veel gefêteerde, steeds omzichtig behandelde, en bij mijn weten weinig aangevallen figuur is dat zijn schermutselingen met de maatschappij zo vrij zijn gebleven van coquetterie. Ondanks zijn succes blijft Brassens zich met de zelfkant identificeren. Ik heb het gevoel dat dit komt doordat niet privé-rancune hem tot schrijven dreef, maar een anarchistisch temperament dat met geen enkel evenwicht genoe-