| |
| |
| |
Apartheid
door Jacob Lenders
‘...we have heard a great deal about racialism and the Nazi theory of the “Herrenvolk”... but we in India have known racialism in all its forms ever since the commencement of British rule. The whole ideology of this rule was that of the “Herrenvolk” and the Master Race...’
Nehru, The Discovery of India, p. 327
De iets minder krankzinnige uitwassen van rassenhaat zijn over het algemeen vrij gemakkelijk te verklaren. Een minimale kennis van de europese mentaliteit en van de invloed die het Christendom daarop gedurende de laatste vijfhonderd jaren heeft uitgeoefend is meestal wel toereikend. Maar voor een beter begrip van de krankzinnigste variant ervan, de Apartheid, is een nader onderzoek noodzakelijk naar de structuur van de engelse en van de nederlandse samenleving.
Apartheid kan worden gedefinieerd als de onzinnige poging van de afrikaanse maniakken hun eigen stempel te drukken op het onschokbare voornemen van alle blanken in Zuid-Afrika om de zwarte bewoners van de Unie voor altijd in slavernij te houden. In theorie is het een systeem waardoor de regering alle zwarten als kudden vee in enorme concentratiekampen zou willen drijven, om ze op die manier van alle vooruitgang uit te sluiten. In de praktijk is het een soort van verstandsverbijstering waarin de blanke burgers van Zuid-Afrika zich verschuilen om aan de noodzaak te ontkomen hun inderdaad beangstigende situatie onder het oog te zien.
Hoe is dat alles mogelijk? En hoe heeft het ooit zover kunnen komen? Alleen een diepgaand onderzoek van de engelse manier van leven en van de merkwaardige godsdienstigheid van een groot deel van de bevolking van Nederland kan helpen dat te verklaren.
Apartheid is een levenshouding, de levenshouding van vrijwel alle blanken in de Unie van Zuid-Afrika - zowel van de Nederlands als van de Engels sprekenden. En ik geloof nu
| |
| |
juist dat alleen deze typische mengeling van Hollandsheid en Engelsheid heeft kunnen leiden tot de aberratie die men Apartheid pleegt te noemen.
Zelfs een oppervlakkige beschouwing van de structuur van de engelse samenleving toont een bestel aan dat op de allereerste plaats gekarakteriseerd wordt door een bijna volkomen splitsing in twee sterk van elkaar verschillende delen. De scheiding tussen deze beide afzonderlijke delen vindt niet naar de huidskleur plaats, maar naar het type lagere en middelbare school dat de Engelsman heeft bezocht. Naar wat voor een school een kind wordt gezonden is bijna uitsluitend afhankelijk van de som gelds waarover zijn ouders beschikken. Deze scheiding - welhaast vanaf de geboorte - zou nauwelijks vollediger kunnen zijn wanneer de groepen, die op deze manier ontstaan, een verschillende huidskleur hadden. Om dat verschil aan te duiden geven wij ze elk een eigen kleur: de bevoorrechten rose, de minder of eigenlijk helemaal niet bevoorrechten groen. Op die manier krijgen wij een beeld van de engelse samenleving zoals die omstreeks 1953 was, het jaar waarin een tijdperk ten einde liep, het laatste jaar waarin de Engelsen vrijwel zonder uitzondering, blind waren voor de realiteit. Men kan stellen dat ‘Overzeese Gebiedsdelen altijd tien jaar achter zijn op het moederland. Over de mentaliteit van een ‘Overzees Gebiedsdeel’ willen wij het nu juist hebben. Daarom hoeven wij in onze beschouwing niet voortdurend rekening te houden met kleine en weinig talrijke veranderingen die zich in de laatste tien jaar in het engelse samenlevingssysteem hebben voorgedaan, nog afgezien van het feit dat juist door die veranderingen het systeem, zoals het zich ongeveer een eeuw heeft kunnen handhaven, duidelijker zichtbaar wordt. Het systeem is natuurlijk niet iets dat door de Staat wordt georganiseerd, of zelfs maar doelbewust in stand gehouden, met wapengeweld of met welke andere vorm van brute dwang. Desondanks beschikken de rose Engelsen, op zijn hoogst negen of tien procent van de bevolking, onbeperkt over de macht. Dit volkomen aan
de macht zijn is niet het meest vreesaanjagende kenmerk van de engelse samenleving. In de meeste landen is een kleine groep oppermachtig, hoe men die groep ook wil definiëren en op welke
| |
| |
wijze zich dit aan de macht zijn manifesteert. Het verschil is dat in andere landen de kwaliteiten van een man meetellen. Zijn capaciteiten, zijn karakter, de kennis die hij heeft opgedaan, zijn talenten, al die dingen zijn van belang. Het uitzonderlijke individu zal in die leiding gevende groep binnen kunnen treden door de kracht van zijn persoonlijkheid. In Engeland kan men niet rose worden. Iemands zoon kan rose worden. Maar de man zelf kan dat niet.
Hiermee is dus meteen één van de grote verschillen aangegeven tussen de Zuid-Afrikaanse en de Engelse apartheid: een zwarte kan nooit een blanke worden. De zoon van een zwarte is een zwarte, of in ieder geval een niet-blanke. In Engeland kan de zoon van een niet-rose, rose worden.
Dit maakt tevens ten dele duidelijk hoe het systeem zich zo lang heeft kunnen handhaven. De onuitsprekelijke verbittering van de zwarten in de Unie van Zuid-Afrika is beslist niet hetzelfde als dat traag soort berusting van de groenen in Engeland. Die laatsten weten ergens heel vaag dat niet alle rose Engelsen vaders hadden die zelf al rose waren. Er is dus hoop. Voor de kinderen van hun kleinkinderen, bijvoorbeeld.
Maar voorlopig is het toch nog zo: rose kinderen spelen niet met groene kinderen. De uitzondering: soms als ze nog geen zes jaar oud zijn. Rose kinderen en groene kinderen leven maar heel zelden in dezelfde straat of zelfs in dezelfde buurt, zodat er dus weinig gevaar bestaat dat zij met elkaar in aanraking komen. Rose kinderen en groene kinderen spreken een andere taal. Of, wat nog erger is: ze spreken dezelfde taal, maar op twee verschillende manieren. De misverstanden die ontstaan door vreemde talen zijn niets vergeleken bij de misverstanden die zich blijven voordoen wanneer eenzelfde taal op verschillende manieren wordt gesproken. Rose kinderen spelen andere spelen dan groene kinderen. Rugby voor rose kinderen, voetballen voor groene. Honkbal voor de groenen, roeien en tennis voor de rosen. De kinderen spelen hun spelen in gesepareerde clubs. Gemengd lidmaatschap van clubs - rose en groene Engelsen samen - komt in de praktijk vrijwel niet voor. Er zijn rose clubs. En er zijn groene clubs.
Wanneer de Engelsen zeventien of achttien jaar zijn gaan de rose naar een andere baan of een andere universiteit dan
| |
| |
de groene. Vrijwel alle banen boven een bepaald inkomen zijn alleen toegankelijk voor rose Engelsen. (Vergeet u hier alstublieft niet dat we het over 1953 hebben. In 1963 zijn er kleine veranderingen op dit punt.) Rose Engelsen trouwen nooit met groene. Rose Engelsen ontmoeten eigenlijk nooit groene Engelsen. Rose Engelsen praten nooit met groene Engelsen. Eenvoudiger kan het niet. Neem bijvoorbeeld de industriële samenleving: het overgrote deel van de zogenaamde arbeids-onrust is niets anders dan de botte onwil van de rosen om een gesprek te voeren met de groenen. En het onvermogen van de rosen om de groenen te begrijpen. En de diepe algemene minachting die de rosen voor de groenen koesteren.
Als een groene Engelsman godsdienstige neigingen heeft zal hij onmiddellijk ontdekken dat de officiële staatskerk rose is. De priesters van deze kerk zijn rose. Als de groene Engelsman liever met groene priesters te maken wil hebben moet hij dus een ander soort kerk opzoeken. Als een groene Engelsman een dokter nodig heeft, dan is die dokter bijna zeker rose. Als een groene rechtskundig advies nodig heeft, dan zal die adviseur bijna zeker rose zijn. De meeste groenen, de overgrote meerderheid van de groenen, worden in het parlement door rose Engelsen vertegenwoordigd. Alle rechters zijn rose. Alle professoren zijn rose, zowel aan de universiteiten voor rose Engelsen als aan die voor groene. Er zijn natuurlijk uitzonderingen. Ik persoonlijk ken er op zijn minst twee.
Nu is het zo dat, hoewel rose Engelsen er inderdaad misschien iets meer rose uit kunnen zien dan de anderen, men natuurlijk beslist niet kan zeggen dat de groenen er groen uitzien. Op dit punt wordt dus de situatie veel gemakkelijker maar aan de andere kant ook veel moeilijker dan in Zuid-Afrika. Hoe kan men een groene herkennen? En hoe herkent men de rose Engelsman?
Een rose vergist zich in deze aangelegenheid nooit en te-nimmer. Rose Engelsen herkennen andere rose Engelsen altijd zonder mankeren. Het zit hem niet voornamelijk in de das. Noch zelfs alleen maar in de kleren. Het zit hem zelfs niet alleen maar, hoewel dat natuurlijk erg belangrijk is, in de uitspraak, het accent. Al deze dingen spelen een rol, maar
| |
| |
er is nog iets anders. Dat andere is een gevoel van veilig zijn, volkomen veilig. Een gevoel van veiligheid dat nauwelijks ooit echt kan worden verstoord. Een rose Engelsman weet dat hij veilig is zolang hij bereid is in de kudde mee te lopen. Hij hoeft alleen maar nooit het simpele feit te ontkennen dat er in Engeland rose Engelsen zijn en groene. Zolang hij dat feit accepteert is hij praktisch gesproken secuur voor zijn hele leven. Maar zijn accent is natuurlijk toch ergens heel belangrijk. De huidskleur helpt maar zelden in Engeland: men moet eerder luisteren dan kijken. Men kan een rose Engelsman op tien passen afstand herkennen aan zijn stem en zijn accent. Een groene weet dit precies. Hij kan misschien niet altijd de bedrieger eruit pikken, de groene die zich als een rose voordoet, maar over het algemeen zal hij zelden een vergissing begaan. Rose Engelsen vergissen zich hierin nooit. Ze herkennen een groene in één seconde. Ze herkennen een rose Engelsman in minder dan één seconde.
De minachting van de rose Engelsman voor de niet-rose Engelsman is verschrikkelijk. De haat voor de rose Engelsman in de groene is zo iets als kanker. Hij verteert langzaam zijn hele wezen en hij groeit maar door. Het individu weet maar zelden dat hij die kanker heeft. Hij leeft gewoon verder. Hij vraagt zich natuurlijk wel eens af waarom hij zich zo beroerd voelt, maar hij zal heel zelden deze ziekte van de haat als zodanig herkennen. En nog veel minder vaak zal hij die ziekte durven zien als de kanker in zijn eigen wezen. Groene Engelsen haten rose Engelsen, zonder het vaak zelf te weten. Maar altijd lijden ze aan die onbekende ziekte en worden ondertussen hoe langer hoe groener.
Laten we bijvoorbeeld weer eens de industriële samenleving bekijken: de vakverenigingen in Engeland zijn de kristallisatie van de algehele gevoelens van de groenen: ‘Werk niet want rose Engelsen profiteren ervan. Wees loyaal tegenover elkaar en pleeg lijdelijk verzet, doe vooral voortdurend niets. Groenen zullen nooit een fatsoenlijk bestaan krijgen wat ze ook doen. Het enige wat ze kunnen doen is er voor te zorgen dat de rosen niet een nog beter bestaan krijgen. Doe daarom alles heel traag. Weiger verbeteringen of veranderingen die meer efficiency met zich meebrengen. Weiger alles wat niet heel zeker en beslist zal verhinderen
| |
| |
dat de rosen er ook profijt van trekken. Zelfs als het zou kunnen betekenen dat de groenen er tegelijkertijd toch ook belang bij hebben. Laat ze verrekken. Doe helemaal niets. Pleeg lijdelijk verzet.’ Het verschrikkelijke feit is dat, gezien over de laatste honderd jaar, de groenen volkomen terecht deze houding hebben aangenomen. Als je door rose Engelsen wordt geregeerd heb je goede redenen om achterdochtig te zijn.
Daar komt dan natuurlijk nog iets anders bij: de Engelsen hebben tot nu toe eigenlijk nog nooit echt hoeven te werken. Tweehonderd jaar lang hebben hun miljoenen kleurlingen het werk voor hen gedaan. Het feit dat de rose Engelsman altijd hardnekkig geweigerd heeft om met de groenen tot een gesprek te komen en het feit dat de groenen altijd geweigerd hebben pogingen te doen hun eigen bestaan te verbeteren, als daar tevens het gevolg van zou zijn dat de rosen het ook beter zouden krijgen, is nooit van belang geweest. Ze konden allemaal toch wel leven. De rosen leefden er goed van, de groenen armzalig. Maar ze leefden dan toch maar. De kleurlingen maakten dat mogelijk. De rosen noch de groenen waren in 1953 - en wat dat betreft nog niet eens nu - begonnen zich te realiseren dat het feest was afgelopen.
Er komt nog iets bij: iedere rose Engelsman die er zich niet mee kon verenigen dat hij een groene Engelsman niet kon trappen, als hij daar zin in had, ging het land uit en vestigde zich in de ‘Koloniën’. Als rose Engelsman wist hij dat hij daar een nog beter bestaan zou vinden dan in het moederland. Hij kon de kleurlingen net zoveel trappen als hij maar wilde, zonder het minste risico. Indië; Zuid-Afrika; Rhodesië; Kenia. Rose Engelsen behandelden daar hun groene landgenoten met dezelfde ongelooflijke verachting waaraan ze in Engeland gewend waren. Voor de inboorlingen voelden ze niet eens verachting. Ze voelden helemaal niets. Ze zouden een inboorling gewoon dood trappen als hij te dicht bij hen kwam. Dat wil zeggen, dood laten trappen natuurlijk. Door een andere inboorling; een kleurling die politie-agent of soldaat was geworden en die voor dat soort werk zonodig werd betaald.
Apartheid was een levenshouding lang voordat het die nogal stomme benaming kreeg, de levenshouding van de rose Engelsen in Engeland, in Indië, in Zuid-Afrika, Rhodesië,
| |
| |
Kenia, epz. Maar het was niet de Apartheid die nu door de Zuid-Afrikaanse regering wordt nagestreefd. Aan de Engelse vorm van apartheid ontbrak één ding: de behoefte om zich te rechtvaardigen voor de krankzinnigheid van wat men deed. De Engelse vorm van apartheid had zich door de jaren ontwikkeld, bijna twee honderd jaar lang, op basis van gestolen rijkdom en medogenloos moorden. Niemand voelde de behoefte zich te rechtvaardigen. Niemand protesteerde er ooit. Niemand kwam ooit in verzet. De behoefte om zich te rechtvaardigen werd overgelaten aan hen die zich zwak voelden. De Engelsen waren rijk. Ze konden altijd hun moordenaars zonder moeite betalen.
Rechtvaardiging van hun doen en laten werd aan de gehate Boeren overgelaten. Rechtvaardiging van de Apartheid zoals die zich begon te ontwikkelen in Zuid-Afrika. Zonder enig compromis. Zonder uitwegen. En zonder de mogelijkheid van een alternatief. De Boeren schenen de noodzaak te voelen hun optreden te rechtvaardigen zodat zij net zo beestachtig konden zijn als de Engelsen het altijd geweest waren. Juist die behoefte in de Nederlands sprekende blanke Zuid-Afrikanen om gelijk te hebben, om zich te rechtvaardigen voor wat ze aan het doen zijn, is het moeilijkst te begrijpen. Deze behoefte kan alleen maar begrepen worden als we iets afweten van de bijna maniakale godsdienstigheid van een groot deel van de Nederlandse bevolking in Nederland.
De Nederlandse samenleving is gebaseerd op religie, de Christelijke religie in afgescheidenheid. Afzondering betekent voor de Nederlander: iedere Christelijke sekte op zichzelf en voor zichzelf. De Nederlandse wijze van leven houdt in dat alle menselijke activiteiten in twintig afzonderlijke banen zijn geleid, dat alles verricht wordt in twintig afzonderlijke, afgescheiden, parallel lopende kanalen, van twintig afzonderlijke Christelijke sekten. Laten we om de zaak wat te simplificeren voorlopig aannemen dat er vijf hoofd-sekten zijn. Dus, bijvoorbeeld, Orthodoxe Calvinisten, Orthodoxe Lutheranen, Rooms Katholieken, iets meer Liberale Calvinisten en iets meer Liberale Lutheranen. Er zijn er meer dan twintig, maar laten we ons even aan deze vijf houden. En laten we ze weer eens met kleuren aanduiden: zwarts (de Orthodoxe Calvinis- | |
| |
ten dus), rood (de Orthodoxe Lutheranen), geel, bruin en wit (de andere drie in de volgorde als boven).
De Nederlandse samenleving nu is zo ingericht dat iedere vorm van menselijke activiteit, elke vorm van menselijk bestaan wordt verricht en beleefd op vijf verschillende manieren. Zwarte kinderen gaan naar andere scholen dan witte, gele of rode kinderen. Witte kinderen spelen niet met gele als het vermeden kan worden. En natuurlijk ook niet met zwarte. Witte Nederlanders hebben, indien mogelijk, een witte dokter, een witte advocaat, een witte kruidenier, een witte melkboer. Zwarte Nederlanders hebben een zwarte dokter, een zwarte advocaat, een zwarte melkboer, een zwarte kruidenier. Gele Nederlanders hebben een gele dokter enz. Witte Nederlanders spelen hun spelen in clubs voor witte Nederlanders, met uitsluitend witte Nederlanders als leden. Zwarte Nederlanders doen precies zo. Zo zijn er dan ook in Nederland: gele pingpongclubs en witte en rode pingpongclubs. Zwarte kegelclubs en bruine en gele kegelclubs. Er is in Nederland een gele boerenbond en een zwarte en een witte boerenbond. Er zijn bruine hospitalen en rode en zwarte hospitalen. Gele begraafplaatsen en zwarte en witte begraafplaatsen. Er zijn vijf onderscheiden varianten van alles wat u zich maar kunt indenken. De verschillen zijn verschillen in Theologie, in nuances van Christelijke religie. Het is wel duidelijk dat de Nederlanders hun religie verschrikkelijk au sérieux nemen.
Het is onmogelijk de Boeren te begrijpen als men niet eerst de Christelijke Hollander begrijpt. Tussen twee haakjes: er zijn natuurlijk veel niet-Christelijke Nederlanders. Ongeveer één vijfde deel van de bevolking. Er is dan ook een niet-Christelijke variant van al de dingen die hier boven zijn opgesomd. In Nederland heet dat de Neutrale variant. Ik heb geen kleuren meer over, maar er zijn in Nederland Neutrale hospitalen, scholen, kegelclubs, voetbalclubs, vakverenigingen en een neutrale boerenbond.
Men kan Verwoerd nooit begrijpen als men de Christelijke Hollander niet kent, afgezien van het feit dat Verwoerd toevallig een geboren Hollander is.
Zichzelf afzonderen, afgescheiden zijn is iets dat de Hollanders in het bloed zit. Een compromis aangaan betekent
| |
| |
voor de doorsnee Nederlander: we zullen zorgen dat we zo weinig mogelijk met elkaar te maken hebben. En alleen hun gemoedelijkheid maakt de samenleving op deze basis mogelijk.
De Boeren zijn voor een belangrijk deel van Nederlandse afkomst. En dat deel van de Boeren dat Nederlands was begon al heel vroeg te domineren. Het Nederlandse denken - misschien dan wel Nederlands denken van honderd jaar geleden - de Nederlandse Godsdienstigheid, de Nederlandse Protestantse Christelijkheid en de Nederlandse wijze van de dingen te doen, dat alles drukte zijn stempel onuitwisbaar op de Afrikaanse Boeren. Hun taal, het Afrikaans, is daar een duidelijk voorbeeld van. De Nederlandse levenshouding is dus een belangrijk onderdeel van de levenshouding van de Afrikaner. Maar de levenshouding van de Afrikaner maakt een belangrijk deel uit van de levenshouding van de Blanke in de Unie van Zuid-Afrika. De Engelse levenshouding is uiteraard het andere belangrijke ingrediënt.
De Hollanders nemen hun godsdienst au sérieux. Maar de Boeren zo mogelijk nog meer. De Boeren in Zuid-Afrika, precies als de Hollanders in Nederland, beschouwen godsdienst als de enig belangrijke zaak in de wereld. Een Hollander is vanaf zijn geboorte zwart, rood, geel of wit. Of neutraal. Het is allemaal een kwestie van religie. Hij hoort bij één van die kleuren omdat zijn vader en moeder erbij hoorden. Maar in Holland kan een volwassene van kleur veranderen. Het gebeurt zelden, maar het komt voor. Denk eens aan al de veranderingen die daar voor nodig zijn. Die lijsten, formulieren, lidmaatschappen, verzekeringen enz., die gewijzigd moeten worden. Als een zwarte Nederlander geel zou willen worden, moet hij lid worden van een andere Vakvereniging, een andere Woningbouwvereniging, een andere kegelclub. Zijn kinderen moeten naar een andere school, ze moeten verzekerd worden bij een ander ziekenfonds, ze moeten het grootste deel van hun geschiedenislessen vergeten en opnieuw leren. Want in Nederland is geschiedenis iets heel anders naar gelang men zwart is, rood of geel.
Dat geldt dus voor de avonturier. De zwarte die geel wil worden, wit of rood. In Nederland kan dat dus. Maar er is een
| |
| |
echt Hollandse koppigheid en Hollandse religieuse bezetenheid voor nodig om dat alles over te hebben voor een theologische nuance.
Apartheid is de typisch Afrikaanse vorm van fanatieke Christelijkheid die geënt is op de beestachtigheid van de rose Engelsman. Alleen wanneer men iets begrijpt van de relatief normale of althans veel minder waanzinnige wijze van denken van een groot deel van de Christelijke Hollanders, van hun manie voor religie, hun speciale geestelijke afwijking die godsdienstigheid heet, zal men iets begrijpen van de caricatuur ervan: de specifiek Zuid-Afrikaanse vorm van Hollandse godsdienstigheid.
Maar laten we nog even ingaan op de co-existentie van de rose en de groene Engelsman gedurende de laatste honderd jaar. Kennis van de geesteshouding die het gevolg is van dit soort afzondering is onontbeerlijk voor een goed begrip van het verschijnsel Apartheid.
Het is natuurlijk niet mijn bedoeling honderd jaar terug te gaan in de geschiedenis, of zelfs maar om me in Engelse Folklore te verdiepen. Maar men moet wel bedenken dat de Engels-sprekende Zuid-Afrikaan in veel gevallen in Engeland werd geboren, of nog steeds de geesteshouding heeft van zijn ouders die in Engeland geboren waren. Bovendien zijn veel Zuid-Afrikanen, hoewel geboren in de Unie, uit ouders die ook al in de Unie waren geboren, op zijn minst een paar jaar op school geweest in Engeland. Want de ervaring had aangetoond dat rose scholen in Engeland hun leerlingen uiterst geschikt maken voor de Zuid-Afrikaanse samenleving.
Ook in Zuid-Afrika was het (voor een blanke) onnodig de feiten te kennen. Het was onnodig zich in een of ander vak te bekwamen of enig begrip te hebben van wetenschap of de klassieke beschaving. Het was voor hem zelfs overbodig in staat te zijn enig werk te doen. Alle werk werd door de kleurlingen gedaan. Het enige dat een blanke behoorde te weten was hoe men beestachtig kon zijn zonder al te vaak al te ver te gaan.
Nu is het zo dat de werkelijke levensstijl van de rose Engelsman als volgt kan worden samengevat: beestachtigheid zonder nodeloze overdrijving. De groenen in Engeland accep- | |
| |
teren dat, zonder enig protest. Ze moeten wel. Want alle macht is in handen van de rose Engelsen. Maar desperate mensen doen soms desperate dingen. Het geheim is daarom: maak hen niet te wanhopig, tenzij je in een positie bent waarin je ze kunt laten ‘opruimen’. Dit soort levenshouding vereist een ongelooflijke subtiliteit, het soort behendigheid waarmee men er wel voor oppast een kind door een stoomwals te laten overrij den, omdat anders de moeder wel eens schadevergoeding zou kunnen eisen.
De Engels-sprekende Zuid-Afrikanen zouden natuurlijk nooit het woord Apartheid hebben uitgevonden (of een zelfde soort woord in het Engels). Ze zouden iets tot stand hebben gebracht dat er in de praktijk heel veel op zou lijken, want als je het eenmaal Apartheid gaat noemen, kan iedereen het systeem doorzien. Dat hebben de rose Engelsen altijd vermeden. Zij noemden het ding ‘Two Party System’ of ‘Public School Education’, of wat u maar wilt. Maar nooit Apartheid.
Het werd aan de Boeren overgelaten dat woord uit te vinden; en daardoor iedereen wakker te schudden, zodat nu de hele wereld zich er opeens mee gaat bemoeien: mensen worden als kudden van elkaar gedreven - een heel nieuw begrip bovendien - vanwege hun huidskleur. Voor een rose Engelsman is dat gewoonweg stom. Men moet die dingen nooit toegeven. Men kan ze doen, maar men moet er nooit over praten.
Genoeg over de Engelsen; genoeg over Engeland, en genoeg ook over Nederland en de Nederlanders. Ik heb met de Apartheid te maken, niet uitsluitend met de ideeën die er in Engeland en Nederland over afzondering bestaan. Mijn artikel gaat over de wreedheid van de blanken in Zuid-Afrika, de Engels-sprekende blanken en de Afrikaans-sprekende. Het gaat natuurlijk ook over de zwarten in Zuid-Afrika.
Ik ben nooit in Zuid-Afrika geweest. Ik ben één van die mensen die ‘er alles van af weten zonder er ooit te zijn geweest’. Die niet het oordeel en het advies willen volgen van de ervaren Afrika-kenners, die er wel dertig jaar zijn geweest of soms zelfs al twee generaties lang. En die hun zwartjes kennen. Die weten hoe je met ze om moet springen. Ik ben één van die mensen, die ‘ons niet onze problemen op onze eigen wijze willen laten oplossen’.
| |
| |
Want ik heb blanke Zuid-Afrikanen ontmoet, zowel Engelssprekende als Afrikaans-sprekende. Ik heb veel geleerd over Apartheid door naar ze te luisteren, misschien zelfs meer dan ik had kunnen leren door naar Zuid-Afrika te gaan en mijn leven te riskeren door met zwarten te praten, in hun huizen of langs de openbare weg. Of hùn leven in de waagschaal te stellen door met ze te praten en te luisteren naar wat zij zouden willen zeggen.
Misschien heb ik wel het meest over Apartheid geleerd doordat ik de Engelse en de Nederlandse samenleving heb leren kennen. Misschien is dat wel de enige manier waarop men Zuid-Afrika kan leren begrijpen.
Het ligt niet in mijn bedoeling om in details te treden over de situatie die door de Apartheid is ontstaan en op het ogenblik door de Regering van Zuid-Afrika wordt georganiseerd. Iedereen die zich daarvoor interesseert zal met heel weinig moeite deze informatie kunnen vinden in boeken en weekbladen. Maar een paar dingen zijn nuttig om te weten.
1. | Er zijn maar heel weinig blanke Zuid-Afrikanen, voor 1945 in de Unie van Zuid-Afrika geboren, die helemaal geen negerbloed in hun aderen hebben. Er zijn vrijwel geen blanke Zuid-Afrikanen, in de Unie voor 1945 geboren uit ouders die zelf ook al in de Unie geboren waren, die geen negerbloed hebben.
Natuurlijk betekent het woord ‘bloed’ niets, maar zo liggen de feiten nu eenmaal. Dit is een verschrikkelijke waarheid voor iedere verstokte rassenhater. En bijna alle blanken in Zuid-Afrika zijn rassenhaters. Dit feit alleen al zou wel eens de verklaring kunnen zijn van de fanatieke hysterie waarmee in Zuid-Afrika het rassenprobleem wordt bekeken. |
2. | Afrikaans-sprekende blanke Zuid-Afrikanen geloven dat zwarte Zuid-Afrikanen zwart zijn en blanke Zuid-Afrinen blank, omdat God met deze kleuren heeft willen aangeven wie heer diende te zijn en wie slaaf. Als de zwarten niet in slavernij worden gehouden handelt men dus tegen De Wil Van God, die natuurlijk een blanke is. Handelt men niet volgens De Wil Van God, dan wordt men ten eeuwige dagen verdoemd. |
3. | Als deze denkbeelden u te gek voorkomen om nog ge- |
| |
| |
| loofwaardig te zijn, te gek zelfs voor de toch al bizarre geest van de Afrikaner, dan kan ik u verzekeren dat u ze vrijwel letterlijk kunt vernemen uit de mond van vrijwel elke Afrikaans-sprekende professor in de theologie aan vrijwel elke Afrikaans-talige universiteit in de Unie van Zuid-Afrika. En dan dient u tevens te bedenken dat deze professoren zeer vaak dienstdoende dominees zijn, vaak leden van de Broederbond, en in veel gevallen invloedrijke lieden in kringen van regering en partij. |
Als u er een beetje bang van wordt begint u er iets van te begrijpen.
Zelfs een oppervlakkige studie van de wetten die gedurende de laatste jaren in Zuid-Afrika zijn uitgevaardigd - door een regering van Afrikaners en een parlement dat geheel door Afrikaners wordt beheerst - zal u doen afvragen of er nog wel één enkel niet volslagen waanzinnig mens deel uitmaakt van deze beide lichamen. De Engels-sprekende blanken in het parlement hebben soms formeel geprotesteerd tegen bepaalde onderdelen van die wetgeving, maar de wetten hebben desondanks de instemming en de bijval van de overgrote meerderheid van alle blanken in de Unie.
Er is in Zuid-Afrika slechts een héél kleine minderheid van mensen die nog hun verstand gebruiken. Sommigen van hen geloven weliswaar in rassendiscriminatie, maar ze zijn dan toch nog niet helemaal verziekt. En er is natuurlijk ook een uiterst kleine, bijna minuscule groep van moedige en normale mensen, voor wie het verschil in huidskleur een toevalligheid betekent. Maar dit handjevol rechtvaardigen is zo klein dat het land omwille van hen niet gered kan worden.
Want de Unie van Zuid-Afrika zoals wij die kennen kan niet worden gered. Over vijf jaar zal zij nog erger verwoest, verbrand en verscheurd zijn dan Algerië ooit is geweest. Op een andere wijze, maar misschien even erg, als Duitsland en Polen in 1945.
De tijd om nu nog ‘begrip’ te prediken en zelfs de tijd voor een gesprek is al jaren voorbij. Blanken hebben nog nauwelijks een taak. Eigenlijk is er weinig behoefte aan hulp, er wordt niet om assistentie gevraagd. De zwarten zullen het zelf wel doen, en vrijwel zonder hulp van blanken. Het enige
| |
| |
wat een blanke doen kan, is niet in de weg staan. Er wordt van hem geen welgemeend compromis verwacht. Er wordt van hem niet verwacht dat hij probeert de slag te verzachten. En niet - Europa! - omdat anders in de toekomst de handelsbetrekkingen met Afrika zouden kunnen verslechteren. Zelfs niet eens omdat misschien de kans zou kunnen bestaan op een toekomstige oorlog, tussen blanken en niet-blanken. Niets van dien aard. De eliminatie van de blanke overheersing in Zuid-Afrika zal weinig economische repercussies hebben in de rest van de wereld. Het Goud zal goud blijven. - Het kan dan misschien iets duurder of zelfs iets goedkoper worden, wie zal het zeggen; dat wordt nu eenmaal in Washington beslist, niet in Zuid-Afrika.
Dus niet om één van die redenen. Maar om de eenvoudige reden dat de burgeroorlog in Zuid-Afrika de wereld in twee kampen zal verdelen op een bepaalde manier beslissender dan welke verdeling of scheiding ook gedurende de Tweede Wereldoorlog. Als de blanke bevolking van de wereld de zijde zou kiezen van zijn ‘bloedbroeders’ in Zuid-Afrika, zouden de blanken zichzelf fataler veroordelen dan door de slavenhandel. Dit is het ogenblik waarop partij kiezen een ‘laatste kans’ betekent.
Deze keuze zal Europa misschien een beetje aan stukken scheuren. Laten we hopen dat het alleen maar een beetje zal zijn. Laten we hopen dat de overgrote meerderheid van de volken van Europa volledig aan de zijde zal staan van de zwarten, die voor ‘vrijheid’ en ‘democratie’ vechten. Laten we hopen dat de minderheid zo klein blijkt te zijn dat ze gemakkelijk kan worden vernietigd indien dat nodig mocht wezen.
Maar ik twijfel er wel een beetje aan. Als er ooit enige reden was om aan dit soort ideale toestand te geloven dan hebben we door de ‘Affaire Katanga’ kunnen leren wat er te verwachten is. De nauwelijks - of soms helemaal niet - in toom gehouden rassenhaat, de sluimerende hysterie, de beangstigende eensgezindheid van pers en radio, en vooral ook de klaarblijkelijke bereidheid van industriëlen en mijndirecteuren om moordenaars te huren en gangsters te organiseren, heeft ons duidelijk laten zien, zij het dan nog in het klein, wat er gebeuren kan zodra de burgeroorlog in Zuid-Afrika een feit is. (Eén vraag: hoeveel Engelsen waren bedrijfsleider
| |
| |
of directeur van de maatschappij die de koelkast ter beschikking stelde om het lijk van Patrice Lumumba fris te houden? En hoeveel Engels-sprekende Zuid-Afrikanen?)
De blanke bewoners van Europa zullen een moeilijke keuze moeten doen. Een keuze die te vergelijken valt met het dilemma van de Amerikaanse burgeroorlog. De zijde kiezen van een ander ras tegen zijn eigen rasgenoten is misschien wel de moeilijkste zaak die er is. Het is natuurlijk tevens ook één van de criteria voor innerlijke beschaving. De zwarten verwachten niet dat blanken zullen vechten tegen hun blanke rasgenoten. Het zijn juist de mensen in Europa die het onmogelijk zullen vinden deze keuze niet te maken. Dit is nu eenmaal inhaerent aan het Westerse denken. Het is een deel van de basis van de Europese cultuur. De blanken van Europa moeten deze keuze wel maken. De introverte Fransen, Duitsers, Italianen enz. moeten kiezen, hun gewetenswroeging dwingt hen er toe.
Europa zal een beetje verscheurd worden. Misschien. Het is nu al mogelijk te weten wie zeker aan de kant van de zwarten zal staan. Het is natuurlijk ook vrij gemakkelijk te weten wie er aan de zijde van de blanken zal staan. Maar daarna houden we dan toch nog meer dan de helft van de bevolking van Frankrijk, Duitsland, Italië enz. over. Laten we hopen dat ze werkelijk beschaafd en moedig zullen blijken. Maar laten we niet vergeten dat de zwarten eigenlijk niet erg veel van ons verwachten. Zij voelen zich best in staat zelf te doen wat noodzakelijk is.
De Unie van Zuid-Afrika kan niet meer gered worden. Een land waar anderhalf miljoen Afrikaans-denkende mensen samenleven met twaalf miljoen mensen wier huid donker is, kan niet gered worden van een burgeroorlog.
Met de Engels-sprekende blanken in Zuid-Afrika zullen de zwarten relatief weinig moeite hebben. Geweld is iets dat de Engelsen altijd uitstekend begrepen hebben. Blaas hun fabrieken en mijnen op, schiet er een paar duizend dood, verbrand hun huizen en behandel hen een paar weken lang een beetje ruw, zonder hen te doden: En alle meningsverschillen tussen neger en Engels-sprekende blanke zullen tot het verleden behoren. In 1967? Of 1968?
De Afrikaans-sprekende blanken in Zuid-Afrika vormen
| |
| |
een totaal ander probleem. Zij hebben een geweldig Plichtsgevoel. En ook een enorm gevoel van Waardigheid en Rechtschapenheid. Zij zijn Goede Lieden die Wandelen In De Vreze Des Heren. Zij zullen er nooit voor terugschrikken hun Plicht Te Doen, zoals zij die zien.
Ze zullen een neger met een zweep doodranselen, met grote Waardigheid en Compassie. En ze zullen daarbij hun kinderen - boven de twee jaar - rondom zich vergaren, zodat ze kunnen zien hoe zij die neger doodranselen. Want het is goed voor de kinderen dat ze het zien en voor de toekomst weten, dat het vaak pijnlijk en zeer vaak moeilijk kan zijn GODS WIL te volbrengen.
Het afhakken van de hoofdjes van hun kinderen zou op hen een heel ander effect hebben dan op de Engels-sprekende Zuid-Afrikaan. De Afrikaner zal het lijkje van zijn kind begraven en De Heer Dank Zeggen dat Hij hem Heeft Uitverkoren Zoveel Te Mogen Lijden. Daarna zal hij verder gaan met Zijn Taak: de zwarten in slavernij houden.
Het is moeilijk aan een oplossing te denken die iets anders inhoudt dan ze allemaal dood te schieten. Maar geen enkele neger zal ooit een miljoen blanken dood willen schieten. Een miljoen mensen.
Natuurlijk weten we wel dat de blanke twintig miljoen negers heeft vermoord gedurende de laatste twee honderd jaar. En waarschijnlijk twee miljoen gedurende de laatste tachtig jaar. Maar dat is nog geen reden om nu een miljoen blanken te vermoorden, als het niet noodzakelijk is.
In 1968 zullen ongeveer vijftien miljoen mensen met een donkere huid vrij zijn in wat nu de Unie van Zuid-Afrika heet; samen met hun blanke gasten. Want wat kan men anders doen met meer dan drie miljoen mensen? Wat anders dan ze uitnodigen gast te zijn in je land?
Het is natuurlijk moeilijk en misschien ook wel een beetje futiel om zich aan een soort tijdsschema te wagen. Maar bepaalde aspecten van de komende gebeurtenissen zijn nu al te onderscheiden.
Gedurende de laatste maanden van 1963 is het de zwarten in de Unie duidelijk geworden dat alle zwarten aan de verzetsbeweging mee moeten doen. Daar is soms het gebruik
| |
| |
van geweld van zwarten tegen zwarten voor nodig geweest. Twijfelaars moeten overtuigd worden. Als u gelezen heeft dat een onschuldige zwarte vrouw door leden van de ondergrondse verzetsbeweging is verbrand, dan kan dat het volgende betekenen: het was of de vrouw van een zwarte die weigerde zich bij de verzetsbeweging aan te sluiten; of zij had zelf een zekere betekenis in de groep waarin ze leefde, maar was er nog niet van overtuigd dat ook zij in de beweging thuis hoorde. Het kan tenslotte ook betekenen dat zij een politiespion was. Het is afgrijselijk zo'n vrouw levend te verbranden. Maar het leven van de neger in Zuid-Afrika is zo hard, dat alleen levend verbrand worden nog erger is. Het is het enige dat indruk maakt.
In 1964 zal de constructie van het ondergrondse netwerk waarschijnlijk voltooid worden. De duizenden zwarten die zich dan in de concentratiekampen en de gevangenissen bevinden, zullen - ten dele door de dagelijkse afranselingen - een belangrijk onderdeel gaan vormen van de organisatie. Ze zullen duizenden blanke soldaten en politiemannen bezighouden en door de dagelijkse confrontatie met blanke beestachtigheid harder worden dan welke neger voordien.
Gedurende dat jaar zal ook het vermoorden van individuele blanken op een grotere schaal beginnen. De voortgezette sabotage zal effectiever worden en betere resultaten opleveren. Blanken zullen beginnen de Unie te verlaten met groepen van duizend per week.
In 1965 zal men waarschijnlijk lezen dat zwarten blanke kinderen het hoofd afhakken. Waarschijnlijk zal in 1965 ook voor het eerst een volledige ineenstorting van het ‘Wettelijk’ Gezag voorkomen in een betrekkelijk klein gebied. Eerst voor korte tijd, later gedurende langere tijd en in grotere gebieden.
Het is mogelijk dat in 1966 het werkelijke ‘gewapende conflict’ zal beginnen. Zwarte vrijwilligers uit andere landen in Afrika zullen zich bij het Zwarte Vrijheidsleger van Zuid-Afrika voegen.
In 1967 zullen grote gedeelten van de Unie in handen zijn van de negers.
Het is mogelijk dat in 1968 de burgeroorlog in Zuid-Afrika afgelopen is. De Verenigde Naties zullen dan toezicht houden op de vorming van de Zwarte Staat.
|
|