Tirade. Jaargang 7 (nrs. 73-84)(1963)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 841] [p. 841] [Gedichten] In een boek met reproducties een asfalt-achtig schilderij waarop twee kleine wezens zelf daarop afgebeeld, bezig herinneringen uit te wissen. Wezens dus hoewel grijs en vaag omlijnd, toch eigenaars van een verleden waarin ze van die dingen deden ‘waar ze spijt van zouden krijgen’. Het is de enige manier: vrolijk maar vaag op een zwart-wit plaatje gaan staan zwaaien alsof je veegt, maar afscheid nemen en niet bewegen. Judith Herzberg [pagina 842] [p. 842] Zie maar wat wij gaande weg verzamelen; albums vol ogenblikken, foto's, gedroogde en al weer verschoten bladeren omdat het eens leek of de Noordse zon beloofde de gloed van het moment er op te laten. Met de trek naar vroeger en het tij naar later waren wij, waren wij? te bang voor verandering om naar wolken te kijken. Leg dan de schelpen op de kast en stof ze af tot ze aan geen strand meer doen denken. Een liefde die vervliegt? Brieven in de la poppen zich langzaam tot geheimschrift om. Maar wij bestaan in plaats van niet. Mijn kleine zoon kijkt naar zijn handen en ziet niet dat hij verandert. Judith Herzberg [pagina 843] [p. 843] Over wanhoop van dingen: een blokkentoren die te hoog wordt en voorover reikt, een kraan die lekt, of een verlaten omgevallen autobus, troosten wij ons met de troost van dingen: schoenen zoals ze daar zo samen staan en bovendien het merkje Amica van binnen. Judith Herzberg Vorige Volgende