Tirade. Jaargang 4 (nrs. 37-48)
(1960)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd[Vervolg Lolita vertaald in Zazie]schrijver heeft deze gemakkelijke manier om van Mrs. Haze af te komen versmaad en verwerft zich zo bij de lezer een groot crediet. Hij kan het zich permitteren even later de waarschijnlijkheid naar het leven met een groot gebaar van de tafel te vegen: Lolita's moeder dreigt het verhaal in de war te sturen, dus laat de schrijver haar door een auto overrijden. Wij hebben geleerd iets dergelijks als onwaarschijnlijk te beschouwen: de deus ex machina is een technische onhandigheid. Maar waarom zou een schrijver veel energie besteden aan het opruimen van een personnage als diens rol in het verhaal is uitgespeeld? Nabokov's handelwijze behoort tot zijn strategie, hij laat zien dat hij ook met het noodlot kan spotten, of, beter gezegd, dat hij zelf graag met nadruk voor de bliksemslingerende vader Zeus speelt: één druk op de knop en prompt ook stapt Pnin in de verkeerde trein. De stylistische speelsheid van Humbert loopt hier evenwijdig met Nabokov's ongegeneerd optreden jegens zijn held. Maar zijn machine wordt hem vergeven omdat die aan het boek een dimensie toevoegt: de romanconventie is weer iets ongerijmder geworden. Ook Queneau leeft soms op gespannen voet met de eisen die wij aan een boek zijn gaan stellen, en die ook al tot een soort van waarschijnlijkheid zijn verworden: in ‘Pierrot mon ami’ schrijft hij een soort detectiveroman waaraan de ontknoping ontbreekt. In veel sterkere mate dan Nabokov is Queneau een experimenteel schrijver. Dit betekent dat hij aan de ene kant een stap doet terug naar de natuur, dat hij het realistische element tracht te versterken, aan de andere kant ‘de onwaarschijnlijkheid’ sterker maakt, een stap doet van het leven af. Bij Queneau vinden we het meest treffende soort natuurgetrouw, dat waarbij we een situatie niet alleen voor mogelijk houden, puur objectief beschouwd, maar waarbij we deze herkennen. In dat geval heeft de schrijver niet de werkelijkheid beschreven, hij heeft deze geopenbaard. Pas dan heeft het boek een raakpunt met het leven. Queneau registreert bijvoorbeeld de collectieve afgunst van de onelegante reizigers met vele koffers jegens de man met de diplomatentas, ‘avec son | |
[pagina 310]
| |
air de savoir mieux voyager que les autres’. En sinds het leven van Lolita ondergaan ook wij de geheimzinnige bekoring van een leeftijd, herkennen wij in sommige kinderen het nimfje. Queneau stapt van de romanconventie af in de dialoog. In de meeste boeken (ook in ‘Lolita’) zijn gesprekken listig opgestelde informatieapparaten die het verhaal vooruit helpen. Bij Queneau vormen ze een condensering van wat men dagelijks om zich heen hoort, ze geven ‘verdichte’ werkelijkheid, schijnbaar zonder verband met de intrigue, net als bij Proust. Aan de andere kant drijft Queneau soms de onwaarschijnlijkheid ten top. Hij schijnt zelfs te spotten met de innerlijke logica van de personnages, als hij hen laat associëren met gegevens die hun onbekend moeten zijn, gegeven hun intellectuele persoonlijkheid. Ook hier intervenieert de schrijver in zijn boek, hij bedrijft een ongebruikelijk soort ironie van schepper jegens creatuur, hij doet het meer verholen dan Nabokov, maar niet minder bewust. Samenvattend kan men zeggen dat Nabokov zijn sterkste concentratie van waarschijnlijkheid en onwaarschijnlijkheid bereikt in Humbert's belevenissen, dus op het plan van de handeling, bij Queneau liggen beide in het vlak van de taal. | |
Queneau's taalgebruikHet lijkt mij nuttig bij Queneau's taalgebruik wat langer stil te staan. Zijn werk is gebouwd op de tegenstelling tussen hollen en stilstaan, tussen lenigheid en fixatie. De grote kloof gaapt tussen taal en stijl. Taal is wat de schrijver registreert, stijl wat hij ermee doet. Queneau is gefascineerd door de spreektaal, door het misbruik dat de mensen van hun taalinstrument maken, door het cliché. De taalgebruiker kiest de weg van de minste weerstand, zijn taal is vormeloos. Er is kortsluiting tussen de uiting en de gedachte die erachter zit. Veelbetekenend is dat de meest voorkomende zin van een papegaai afkomstig is. Mensheid en papegaai zijn naaste verwanten. Het spreken is iets dat bijna buiten het bewustzijn omgaat. In ieders hoofd ligt een voorraadje ideeën en taalvor-[Zie vervolg] |
|