was komen zitten. Ze moest geruisloos door de kamer zijn geslopen. Omhelzen, zoenen en op elkaars stoelen hangen droegen bij tot de gesluierde sfeer van deze bijeenkomsten en maakten van het luisteren een verstikkend ongerief. Toen Brahms was afgedraaid bleef het doodstil, totdat de vader van Robert de spanning met een zucht verbrak. Roberts moeder boog zich dieper naar mij over. ‘Hoe gaat het er mee? Wij hebben zo weinig gelegenheid gehad om met elkaar te praten.’ Ik zei dat het wel goed ging en dat ik vond dat Oistrach mooi viool speelde. ‘Bach,’ hoorde ik Roberts vader zeggen. Hij snoof minachtend. ‘Het kan aan mij liggen. Maar Bach... je kunt evengoed een wiskundesom...’ Hij stierf weg. Later hoorde ik hem zeggen:,Brahms!’ Het gat van zijn vrouw begon me te benauwen.
Het was gelukkig tijd voor afternoon tea. Ik greep een groot stuk taart, want bakken konden ze daar wel. Een vriend van mij, een Nederlander die eens was uitgenodigd om bij zo'n gelegenheid blokfluit te spelen, was bij de eerste maten die hij had moeten blazen met een klap tegen de grond geslagen. Ik dacht aan het verhaal en hoorde dat Alfred Deller was gaan zingen. De tijd was rijp om op te staan, maar ik kwam er niet toe. Er is in zulke gevallen een onontwarbaar net van voors en tegens dat de wilskracht verlamt, en tenslotte vond ik Robert een aardige jongen. Hij vertelde me die middag nog van professor Woolcock. Zodra de naam viel ging er een instemmend gezoem op. Roberts moeder cultiveerde universitaire kennissen, een vrij ongewone liefhebberij voor Australiërs, ondanks Pat, en met de Wool- cocks waren ze heel dik. ‘A marvellous lecturer. And such a nice man!’ Ik had hem wel eens gezien, iemand met een pijp en oude kleren, die elk jaar gedichten van Burns voorlas aan de studenten. Hij had stem, een donkere trillende bariton, erg geschikt voor poëzie. Hij bracht er ook moderne gedichten mee tot klinken, zoals The Four Quartets. De tranen zaten altijd tamelijk los, Burns had zelfs een springvloed van ontroering tot gevolg, terwijl hij aan het eind van ‘Burnt Norton’ eveneens in huilen uitbarstte. ‘1 don't know what it means, but I know it's bloody good poetry.’ Snik snik. Zijn colleges waren erg populair.
De kerst naderde en wij werden uitgenodigd door een zeer rijk familielid om 's avonds het kerstdiner te komen gebruiken, 's Middags moesten we bij een andere tante hetzelfde doen. We aten kalkoen en wilden de hele middag gaan wandelen om ons op het avondmaal voor te bereiden, maar eerst moesten we naar een hypnotiseur op TV blijven kijken. Zodoende kwamen we nog tamelijk vol aan bij Poppy en Desmond. Poppy was dik en vrolijk, ze droeg een blauwe jurk, terwijl Desmond een bruin pak aanhad, hij had een spitse kop en leek op een grote rioolrat. Wij werden hartelijk in de richting van de gasten geduwd. Er was een fotograaf die uitsluitend fotoos van kinderen maakte en dan nog alleen als ze hun hoofd op een bepaalde manier scheef hielden, op altijd gelijke afstand van het toestel, zodat hij niet eens meer in de zoeker hoefde te kijken, voordat hij afknipte. Hij zei dat hij erg blij was om mij te ontmoeten en ik begon al een uitnodiging te vrezen. Wij werden aan zijn vrouw voorgesteld. Ze fokte honden. Hun twee kinderen, in lichte kerstjurkjes, krabden elkaar de wangen open. Vader probeerde zé te scheiden, maar het lukte niet. ‘Ze zijn niet te houden! Ik weet helemaal niet wat ik ermee aan moet. Ze liegen en vechten, ik kan ze niet meer aan,’ blafte de moeder. De kinderen hadden aandachtig geluisterd. ‘Pas maar op, als we thuis zijn sla ik je billen stuk met de stok!’ dreigde de fotograaf. Een onder-gouverneur van Nieuw Guinea stond achteraf, wij wilden een gesprek met hem beginnen, maar werden onderschept door iemand uit de autobranche. Hij was met een meisje getrouwd dat voor mooi doorging en ons vroeg of wij al kinderen hadden. Toen we ontkennend antwoordden keek ze bedenkelijk en wilde weten hoe lang we al getrouwd waren. Ze dacht na
met wijd open ogen. Dan begreep ze het. ‘Oh, but of course, you have to think of your career!’ Ik legde haar uit dat ik impotent was, ik lachte vergoelijkend, ik kon er ook niets aan doen. ‘In wat voor een auto rijdt u het liefst?’ vroeg ik aan haar man. Ik had op de goede knop gedrukt. ‘We're building,’ hoorde ik achter mij. Het was het meisje dat aan mij was voorgesteld als heilgymnaste. ‘Ik heb een Morris Minor,’ zei ik. ‘Of coufse, we've already got a block of land. I could never live in a house that isn't my own. I don't know, it's just the idea, I suppose. But I wouldn't live in it, if it wasn't my own. Not for anything...’ ‘It's a good car,’ zei hij. ‘Very reliable. As a matter of fact, I have never known a car that size to be as firm on the road as she is.’ Ik knikte instemmend. Hij droeg een engels pak en had zwarte krulletjes. ‘What about a Ford Consul?’ vroeg ik. ‘Are you going to Gracie's wedding? She's a marvellous kid! Terrific sense of humour!’ zei iemand tegen de heilgymnaste. Trouwen is in Australië nog een echt heidense rite, een feest voor alle stamgenoten. ‘It's a good car,’ zei de man naast mij, maar ik zag dat hij zijn hoofd er niet meer bij had, hij zocht naar iemand en even later verontschuldigde hij zich. De kinderen van de hondenfokster krijsten, ze hadden een homp taart te pakken gekregen en trokken het aan stukken.
Op de grote concertvleugel waarop nog nooit een étude voor beginners was gespeeld en onder een staande lamp met een kap van lichtbruine zijde